RCI-arrest: slechtere zekerheidspositie impliceert nog geen schade bij schuldeiser
Voor bestuurdersaansprakelijkheid wegens het aangaan van een onbetaald gebleven en onverhaalbaar gebleken schuld namens de vennootschap, is vereist dat de bestuurder bij het aangaan van de verbintenis wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de schuldeiser als gevolg van het niet nakomen van de verplichting door de vennootschap schade zou lijden (HR 6 oktober 1989, NJ 1990, 286; Beklamel). De enkele omstandigheid dat de schuldeiser, anders dan was overeengekomen, geen eerste- maar een tweederangs pandrecht heeft verkregen, brengt nog niet mee dat hij dientengevolge schade lijdt.