U bent hier: Home > Algemeen > De bank zegt kredietrelatie op: mag dat zomaar?
De bank zegt kredietrelatie op: mag dat zomaar?

De bank zegt kredietrelatie op: mag dat zomaar?

Banken verstrekken bedrijven kredietfaciliteiten vaak in de vorm een rekening-courantverhouding.  Het verkrijgen van een krediet is vandaag te dag geen sinecure.  Het opzeggen van krediet door de bank daarentegen lijkt doodeenvoudig. Neem bijvoorbeeld de algemene voorwaarden van een bedrijfskrediet van een willekeurige (grote) Nederlandse bank: “Zowel de Kredietnemer als [bank] kunnen het Krediet in de vorm van een rekening-courant faciliteit (…) op ieder moment opzeggen (…) Ingeval van opzegging zal al hetgeen Kredietnemer uit hoofde van debetstanden in rekening-courant verschuldigd is terstond opeisbaar zijn zonder enige sommatie of ingebrekestelling.”  Met andere woorden: het krediet mag op ieder moment worden opgezegd en wordt terstond opeisbaar.[1] De soep wordt echter niet zo heet gegeten als hij wordt opgediend.

Bijzondere zorgplicht
Op een bank rust, uit hoofde van haar maatschappelijke functie, een bijzondere zorgplicht jegens haar cliënten. Voor een kredietopzegging impliceert dit dat deze op zijn minst zal moeten voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.[2] Om een en ander te concretiseren wordt hieronder een aantal factoren opgesomd die van belang (kunnen) zijn voor de beoordeling of een kredietopzegging hier aan voldoet.

De duur, de mate van exclusiviteit, de omvang en de ingewikkeldheid en het verloop van de kredietrelatie;

  1. een aanmerkelijke afname van de kredietwaardigheid en/of aanmerkelijke toeneming van het bancaire kredietrisico;
  2. het gedrag en de betrouwbaarheid van de kredietnemer alsmede de mate waarin en de tijdigheid waarmee deze de bank op de hoogte heeft gesteld en stelt van alle voor de kredietrelatie relevante omstandigheden;
  3. of en in welke mate de kredietnemer toerekenbaar is tekortgeschoten, bij voorbeeld door structurele en/of ruime overschrijding van de kredietlimiet;
  4. de kans dat de onderneming van de kredietnemer, al of niet na reorganisatie of doorstart, zal overleven en de mate waarin de kredietnemer een reorganisatie heeft opgestart;
  5. welke termijn de kredietnemer krijgt om een andere (huis-)bankier te zoeken en welke ernstige financiële problemen voor de kredietnemer zullen ontstaan indien hij zijn financieringsbehoefte niet op korte termijn elders kan onderbrengen;
  6. de wijze van besluitvorming van de bank voorafgaand aan de opzegging en de wijze waarop overleg is gevoerd met de kredietnemer en of en in welke mate de bank de kredietnemer tevoren heeft gewaarschuwd;
  7. of de bank door eigen gedragingen, zoals toelating van overschrijding van de kredietlimiet, verwachtingen heeft gewekt;
  8. andere maatschappelijke belangen, waaronder het voorbestaan van werkgelegenheid.[3]

De ene omstandigheid legt meer gewicht in de schaal dan de andere, zo blijkt uit de hieronder behandelde jurisprudentie.

Jurisprudentie

Opzegging bank rechtmatig
In de zaak die heeft geleid tot een uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 26 maart 2014[4] oordeelde de rechtbank dat de bank gerechtigd was de kredietrelatie op te zeggen. De rechtbank overwoog daartoe (o.a.) dat de kredietnemer buiten medeweten van de bank (forse) financiële verplichtingen op zich heeft genomen, dat kredietnemer te kampen had met een dalende omzet, oplopende kosten, ernstige liquiditeitsproblemen, achterstallige betalingen, een negatief bedrijfsresultaat en een sterk gedaald eigen vermogen. In gelijke zin oordeelden de Rechtbank Amsterdam op 2 april 2014[5] en het Gerechtshof Leeuwaarden op 31 januari 2012[6]; waarbij de vele ongeoorloofde kredietoverschrijdingen/betalingsachterstanden (mede) grond vormde voor de rechtmatige opzegging van de bank.

In een recent arrest van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch[7] overwoog het Hof dat de bank voldoende zwaarwegende grond had voor opzegging van de kredietrelatie. Kort gezegd kwam het er op neer dat de bank de kredietnemer gedurende meer dan een half jaar de gelegenheid had geboden om het steeds verder oplopende verzuim ongedaan te maken en haar zaken op orde te krijgen. Het Hof betrekt daarbij tevens de omstandigheid dat de bank haar kredietnemer heeft uitgenodigd om in overleg te treden over de mogelijkheden om uitwinnen (van de zekerheden) te voorkomen en dat de kredietnemer hier niet op in is gegaan.

Opzegging bank onrechtmatig
De bank trekt niet altijd aan het langste eind. In het geschil dat leidde tot de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 12 februari 2013[8] zegde de bank de kredietfaciliteit op aangezien er i) te hoge onttrekkingen hadden plaatsgevonden, ii) in strijd met de afspraken er geen toename van het eigen vermogen plaatshad en iii) dat de kwartaalcijfers niet tijdig waren aangeleverd. Het Hof oordeelde echter dat de bank niet had mogen opzeggen; daartoe werd (onder meer) overwogen dat de kredietnemer steeds op tijd aan haar rente- en aflossingsverplichtingen had voldaan, dat de verstrekte zekerheden een ruime overwaarde hadden en dat de bank als gevolg van de door haar gestelde tekortkomingen geen financieel nadeel had geleden.

Opzegging o.g.v. reputatieschade
Een andere, minder gebruikelijke, opzeggingsgrond  kan gevonden worden in artikel 2 van de Algemene Bankvoorwaarden. Dit artikel bepaalt (o.a.) dat de cliënt niet zodanig van de diensten van de bank gebruik mag maken dat de bank reputatieschade berokkent. De rechtspraak is echter niet altijd even eenduidig.

Een bank die haar relatie met een coffeeshophouder wil beëindigen aangezien deze relatie een ‘integriteitsrisico’ met zich meebrengt kan beter terecht bij de rechtbank Groningen dan bij dij de rechtbank ’s-Hertogenbosch.[9] Laatstgenoemde wees immers de vordering van de coffeeshophouder tot voortzetting van de (krediet)relatie toe, terwijl de rechtbank Groningen, in een soortgelijke casus, deze vordering afwees.

Omgekeerd: kredietnemer zegt op
Omgekeerd komt het ook voor: kredietnemer die de kredietfaciliteit opzegt. Ook als de kredietnemer opzegt geldt dat op de bank een zorgplicht rust in het kader van de opzegging. In de zaak die leidde tot een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 15 april 2014[10] ging het om kosten die met de opzegging verbonden waren. De kredietnemer sprake de bank aan wegens het onvoldoende wijzen op de kosten die gemoeid gaan met die specifieke opzegging. Met succes; het Hof gaf de kredietnemer gelijk.

Conclusie
Uit de literatuur en jurisprudentie blijkt dat een bank in beginsel een kredietrelatie mag opzeggen. Onder omstandigheden kan deze opzegging in strijd zijn met de bijzondere zorgplicht die een bank heeft en/of redelijkheid en billijkheid. Teneinde tot een rechtmatige opzegging te komen is het voor een bank van belang i) om haar dossier goed op te bouwen, ii) de kredietnemer tijdig te waarschuwen, iii) in gesprek te blijven met de kredietnemer en iii) de kredietnemer voldoende tijd te gunnen om elders financiering te vinden. Voorts (iv) kan van belang zijn of de bank al dan niet enig nadeel lijdt door de continuering van de kredietrelatie. Dit is niet beperkt tot financieel nadeel, ook reputatieschade kan als zodanig kwalificeren.

 


 

[1] De opzeggingsbevoegdheid vloeit overigens ook voort uit de Algemene Bankvoorwaarden, zie artikel 35

[2] Zie ook: dr. N.C. van Oostrom-Streep, ‘Financieren zonder zorgen: over het zorgkader van financiers bij het verstrekken en opeisen van leningen’, in Vastgoed Fiscaal & Civiel, 19-4

[3] Zie Gerechtshof Arnhem 18 februari 2003, LJN: AF5233 en Rechtbank Gelderland 26 maart 2014, NJF2014/218, r.o. 4.2

[4] Zie Rechtbank Gelderland 26 maart 2014, NJF2014/218

[5] Rechtbank Amsterdam 2 april 2014, RF 2014/60

[6] Gerechtshof Leeuwaarden 31 januari 2012, LJN: BV2358

[7] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 26 augustus 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2977

[8] Gerechtshof Amsterdam 12 februari 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ8567

[9] Voorzieningenrechter rechtbank Groningen 18 november 2008, LJN: BG6475 resp. Voorzieningenrechter ’s-Hertogenbosch 23 juni 2008, LJN: BD5292Vzr. Rb. Den Bosch 23 juni 2008, LJN BD5292; Vzr. Rb. Groningen 18 november 2008, LJN BG6475.Vzr. Rb. Den Bosch 23 juni 2008, LJN BD5292; Vzr. Rb. Groningen 18 november 2008, LJN BG6475.

[10] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 15 april 2014, RF 2014/51

  • LinkedIn
  • Facebook
  • Twitter
  • Google Plus
  • del.icio.us
  • email
  • PDF
  • Print
Naar boven scrollen