01 2018

Vaktaal en incrowd

De stand van zaken met begrijpelijke rechtstaal anno 2017


Het juridisch taalgebruik is tegenwoordig veel eenvoudiger dan vijftig jaar geleden. Desondanks zijn zowel schriftelijke als mondelinge rechterlijke uitspraken nog steeds moeilijk te begrijpen voor niet-juristen. In deze bijdrage wordt ingegaan op pogingen die zijn gedaan om de rechtstaal te vereenvoudigen, en op de (mogelijke) gevolgen als rechters niet helder en overtuigend weten uit te leggen wat zij bedoelen. Betoogd wordt daarnaast dat het geven van achtergrondinformatie aan leken kan leiden tot een minder sterke behoefte aan strenge straffen. Tot besluit wordt een aantal recente initiatieven genoemd om juristentaal begrijpelijker te maken.

Voor een jurist is taalgebruik heel belangrijk. In juridische procedures is taal tenslotte het centrale instrument om een bepaald doel te bereiken. Het is daarom van het grootste belang dat juristen heldere en begrijpelijke taal gebruiken wanneer zij hun vak uitoefenen

,"Feteris, president van de Hoge Raad".*1

In dit artikel wordt ingegaan op de pogingen die door de jaren heen zijn gedaan om juridische taal te vereenvoudigen zonder af te doen aan de juridische correctheid ervan. De nadruk in dit artikel ligt op het strafrecht als het rechtsgebied dat het meest ‘publiek’ van karakter is: dít rechtsgebied krijgt de meeste media-aandacht, weet het meest de emoties op te wekken en kan het diepst ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van betrokken personen. Op enkele plaatsen wordt echter ook aandacht besteed aan andere rechtsgebieden.

De inhoudelijke begrijpelijkheid krijgt eveneens aandacht. Welk effect hebben helderder motiveringen, en waarom is het zo belangrijk dat rechters goed en in begrijpelijke taal uitleggen waarom ze bepaalde beslissingen nemen?

Dit artikel heeft het karakter van een ‘reisbeschrijving’*2: wat is er in de loop der jaren allemaal gebeurd op het gebied van de rechtstaal en de motiveringen, en wat hebben we ervan geleerd? Hoe ziet de toekomst eruit? Vanwege dit karakter van ‘reisbeschrijving’ begin ik met wat ik langs zie komen in verleden en heden, en komt de duiding en de interpretatie ervan later in het artikel aan bod.


Begrijpelijke rechtstaal

Sommige onderwerpen keren telkens weer terug in de discussies en de (vak)literatuur. Eén van die onderwerpen is het al dan niet hanteren van rechtstaal die óók begrijpelijk is voor de leek. Deze discussie duikt steeds weer op, zie het recente citaat van Feteris hiervoor.*3 In 1982 vroeg Enschedé zich af waar ‘dat vaktaaltje’ (van juristen) eigenlijk goed voor was. Hij gaf zelf het antwoord. Dat taaltje was goed voor een gevoel van incrowdveiligheid waar iedereen weleens behoefte aan heeft. In het externe verkeer, dus in het mondelinge contact met leken, zouden juristen inmiddels een beetje afkomen van de juristentaal, maar in de geschreven documenten niet. En daar zou het ook niet echt gemist kunnen worden.

Nolta was in 1997 kritischer over de juristentaal. Zij maakte een onderscheid in termen die geheel eigen zijn aan het vakgebied en termen die dat niet zijn, zoals: ernstige bezwaren, opzet, oogmerk en heterdaad. Deze laatste termen worden ook gebruikt in de alledaagse communicatie maar hebben, zoals bekend, in de juristentaal een geheel eigen, specifiekere betekenis. Daarnaast gebruiken juristen archaïsmen (derzelve, zulks, alsdan, mitsdien, voorshands) en potjeslatijn*4 (dominus litis, voeging ad informandum, ne bis in idem, unus). Die laatste twee vormen van juristentaal kunnen makkelijk vervangen worden. Nolta stelt dat zij een versluierende werking hebben en de taal minder toegankelijk maken voor leken. Omdat juristen deze vormen van vaktaal blijven gebruiken, lijken zij de prioriteit te leggen bij de vakgenoten, en niet bij de verdachten, getuigen, partijen of het publiek, aldus Nolta.

Vaktaal en incrowd

De moeilijke taal van juristen is hun voorkeursniveau, stelt Visser.*5 Het is voor juristen het gemakkelijkst om op dit taalniveau te schrijven. Zo hebben ze dat geleerd in hun opleidingen en later geperfectioneerd in hun werk. Sommige mensen ontlenen daarnaast status aan hun moeilijke taal. Onzekerheidsreductie is eveneens een reden om deze taal te blijven gebruiken, aldus Visser: als mensen twijfelen aan hun eigen capaciteiten of competenties of het vraagstuk niet goed doorgronden of beheersen, gaan ze moeilijke vaktaal gebruiken.


Kan rechtstaal makkelijker?

Juridische taal, ook in vonnissen en arresten, kán makkelijker, dat is in empirisch onderzoek aangetoond. Dat kan zélfs zonder dat de uitspraken daardoor ‘juridisch incorrect’ worden. De gebruikte taal is tegenwoordig al veel eenvoudiger dan vijftig jaar geleden, toen arresten van de Hoge Raad nog uit één zin bestonden (‘overwegende dat ...; overwegende dat ...’). Maar nog steeds kan het veel beter.

Ensink en Nolta herschreven in 1998 het Chabot-arrest in begrijpelijker taal.*2 Zij vervingen archaïsmen, knipten lange zinnen in stukken, gaven vertalingen van juridische termen, lichtten deze toe, omzeilden ze of lieten ze weg, en voegden woordjes in om verbanden te expliciteren. Artsen vonden het herschreven arrest veel toegankelijker en sneller te lezen, maar bij juristen kon het niet door de beugel. Het grootste probleem vonden dezen de aanpassing van de vaktaal en de weglating van bepaalde passages.

Juridische taal, ook in vonnissen en arresten, kán makkelijker, dat is in empirisch onderzoek aangetoond.

De Poot en collega’s vermeden deze valkuilen.*7 Zij herschreven drie strafvonnissen in begrijpelijker taal waarbij zij de vaktaal intact lieten en ook overigens minder ingrijpende wijzigingen aanbrachten dan Ensink en Nolta hadden gedaan. Een voorbeeld van hun herschrijving staat hierna.

Uit het oorspronkelijke vonnis:

De rechtbank is met de officier van justitie en de Reclassering Nederland van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact alsmede – ter voorkoming van recidive – verplichte deelname aan het jongerenproject Change het meest recht doet aan de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uit de herschreven versie:

De rechtbank is het met de officier van justitie en de Reclassering eens dat gezien de ernst van wat de verdachte heeft gedaan en haar persoonlijke omstandigheden, een deels voorwaardelijke straf het meest gepast is. Hierbij hoort dan een verplicht contact met de Reclassering en, om te voorkomen dat zij in herhaling valt, een verplichte deelname aan het jongerenproject Change.

Juristen, hoogopgeleide niet-juristen, en laagopgeleiden lazen de oorspronkelijke en de herschreven vonnissen (ieder las één versie). Het effect van de herschrijving was opvallend: beide groepen niet-juristen vonden de herschreven vonnissen begrijpelijker dan de oorspronkelijke versies, en zij konden ze bovendien beter achteraf reproduceren, dus navertellen wat er in stond.*8 Juristen keurden de herschrijving goed, die was nog steeds ‘juridisch adequaat’. Sommige juristen vroegen zich af waarom ze dit eigenlijk niet altíjd zo deden.

Tijdens het onderzoek is ook gevraagd om een oordeel over de uitspraak en het taalgebruik daarin. Over de oorspronkelijke vonnissen werden diverse kritische opmerkingen gemaakt. Ze werden niet erg toegankelijk gevonden voor de juridische leek. Er stonden te lange zinnen in. Ze bevatten te veel moeilijke taal, de zinsbouw liep niet lekker, de vonnissen waren omslachtig, met te veel bijzinnen. De volgende citaten geven weer hoe er over deze oorspronkelijke vonnissen werd gedacht:

Waarom makkelijk doen als het moeilijk kan, daar lijkt dit op. Zinnen worden raar geformuleerd.
Veel zinnen die je een paar keer moet lezen en dan nog staat er iets waarvan ik denk, wat bedoelen ze hier eigenlijk?
What’s up with het taalgebruik? Leven we nog in 1800?

Over de herschreven versies werd veel positiever geoordeeld. Deze werden duidelijk gevonden, zonder moeilijke woorden, heel goed leesbaar, en zonder onnodig lange zinnen.

Kort geleden constateerden ook Tegelaar en Van Boom dat herschrijving uitmaakt. Een eenvoudiger gemaakt verklaringsformulier bij derdenbeslag wordt beter begrepen en beter ingevuld. De auteurs concluderen dat er nog veel winst valt te behalen voor de plain language movement in het beslagrecht.*9

De hiervoor weergegeven onderzoeken hebben er tot op heden niet toe geleid dat alle rechterlijke uitspraken en andere juridische documenten nu substantieel begrijpelijker zijn geworden voor niet-juristen. Het is wel iets beter geworden maar nog steeds zijn de schriftelijke rechterlijke uitspraken moeilijk te begrijpen voor de leek. Mondelinge uitspraken zijn dat om dezelfde reden vaak ook.


Inhoudelijke begrijpelijkheid

Naast begrijpelijke taal is er ook een inhoudelijke vorm van begrijpelijkheid: die is het resultaat van een goede motivering. Bij een goede uitleg (motivering) begrijpt de lezer waarom een bepaalde beslissing is genomen en raakt hij bij lezing ook meer overtuigd van de juistheid van die beslissing. In 2008 werd Promis (Project Motiveringsverbetering in Strafvonnissen) landelijk geïmplementeerd met als doel een betere bewijs- en strafmotivering. Promis is verschillende keren geëvalueerd, waarbij, voor zover ik kan nagaan, slechts de professionele procesdeelnemers dan wel deskundigen zijn benaderd, dus diegenen die vanuit hun functie regelmatig rechterlijke uitspraken lezen of vanuit hun deskundigheid kunnen beoordelen. ‘De leek’ is zo te zien niet hierover geraadpleegd.

In Promis Best Practice 3.0*10 wordt enerzijds gesteld dat het niet nodig is om motiveringen begrijpelijk te maken voor leken nu deze elders om uitleg kunnen vragen, anderzijds wordt er juist op aangedrongen om rechterlijke uitspraken toegankelijk te maken voor de leek. Men lijkt er daarom nog niet helemaal over uit in hoeverre de juridische leek tegemoet moet worden gekomen wat betreft de motivering en het taalgebruik. Niet-juristen Van den Hoven en Plug onderzochten de effecten van Promis.*11 Hun conclusies waren minder positief dan de eigen evaluaties binnen de Rechtspraak. Zij concluderen dat motiveringen nu uitgebreider zijn dan vroeger. Maar tegelijkertijd is de tekststructuur problematischer geworden. Volgens de auteurs is het kwantitatieve effect van Promis “vrij marginaal” (p. 265).

Motiveringen zijn nu uitgebreider dan vroeger. Maar tegelijkertijd is de tekststructuur problematischer geworden.

Zijn uitspraken in strafzaken die (uitgebreid) gemotiveerd zijn begrijpelijker dan uitspraken zonder motivering? Maken (uitgebreide) motiveringen een beslissing aanvaardbaarder en overtuigender? Ja, althans wat betreft de bewezenverklaring: die wordt dan beter begrepen en men raakt door de motivering ook meer overtuigd dat het feit inderdaad bewezen is.*12 Maar het geldt niet voor de motivering van de straf: daar helpt de vorm van uitleg/motivering zoals die nu wordt gegeven, niet. Mensen begrijpen vaak niet waarom er een gevangenisstraf van een bepaalde duur wordt uitgesproken en niet van een andere duur, of waarom er een taakstraf wordt opgelegd en niet een ander soort straf, en zij raken er ook niet van overtuigd dankzij de strafmotivering.*13 Wat betreft de strafoplegging is er dus een probleem: die valt moeilijk uit te leggen. Of: de manier waarop de straf tegenwoordig wordt gemotiveerd, maakt deze niet duidelijk genoeg aan de ‘leek’.


Waarom is het belangrijk dat de leek het proces en de uitspraak begrijpt?

De Rechtspraak heeft een publieke functie. Schuyt zei hierover het volgende:*14

Ik ben heel mijn leven nog nooit met de rechter in aanraking geweest, maar ik beschouw me wel, als rechtsgenoot, heel mijn leven als belanghebbende cliënt van de rechtspraak.

Rechtspraak gaat iedereen aan. Iedereen heeft er belang bij dat de Rechtspraak – zichtbaar – goed functioneert en uitspraken doet die rechtvaardig en navolgbaar zijn en goed worden uitgelegd.*15 De autoriteit, de toga en de rituelen lijken niet meer toereikend om de leek zo te imponeren zodat hij/zij alles aanvaardt wat de rechter uitspreekt (hoe moeilijk te begrijpen ook). In principe zou iedereen ook controle moeten kunnen uitoefenen op de niet-democratisch gekozen rechter. Dat is het idee achter het openbaarheidsbeginsel. Verwacht kan worden dat dit vooral geldt in het strafrecht, het meest ‘publieke’ van de rechtsgebieden, waarin diepingrijpende beslissingen kunnen worden genomen, zoals een gevangenisstraf. Rechtspraak moet dus begrijpelijk zijn voor de ‘rechtsgenoten’, want anders kunnen deze niet beoordelen of de rechter het goed doet.*16

Dit alles lijkt des temeer het geval in een tijdsgewricht waarin steeds vaker kritiek wordt geuit op de (straf)rechter, onder meer dat deze te licht straft. Verwacht kan dus worden dat de Rechtspraak laat zien dat zaken op een zorgvuldige wijze worden afgedaan. Een van de methoden die daarbij kunnen helpen is door begrijpelijke taal te hanteren en beslissingen goed te motiveren.

In Nederlandse strafzaken wordt het meeste onderzoek al vóór de zitting gedaan. De resultaten ervan worden neergelegd in het – in vooral juridische taal gevatte – papieren dossier, dat op de zitting wordt besproken met de procesdeelnemers. In doorsneezaken worden zelden getuigen en deskundigen op de zitting gehoord. Bovendien wordt verdachten vaak afgeraden om naar de mondelinge uitspraak te komen. Veel publiek is er meestal niet bij de behandeling van doorsneezaken, en ook niet bij de mondelinge uitspraken waarin het vonnis of arrest wordt voorgelezen. De manier waarop ons strafproces is ingericht, verhoogt de efficiëntie, maar de toegankelijkheid van het proces heeft hieronder te lijden. Het Nederlandse strafrecht, zeker wat meervoudigekamerzaken betreft, is dus lang niet zo publiek, openbaar en toegankelijk als verwacht zou kunnen worden.*17

De manier waarop ons strafproces is ingericht, verhoogt de efficiëntie, maar de toegankelijkheid van het proces heeft hieronder te lijden.

De gedachtegang dat de Rechtspraak toegankelijk moet zijn voor de leek is al eeuwenoud. Beccaria, de bekende strafrechtsgeleerde en Verlichtingsfilosoof, was voorstander van toegankelijke wetgeving. En van lekenrechtspraak. Hij hechtte veel waarde aan het gezonde verstand en minder aan dat van de beroepsrechters.*18 Ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) hecht belang aan openbaarheid en zichtbaarheid, en ziet dat als voorwaarde voor legitimiteit. De Rechtspraak moet worden aangepast aan diegenen die haar waarnemen.*19 Vanwege het ontbreken van lekeninbreng in de Nederlandse rechtspraak is er hier echter weinig stimulans om proces en uitspraak toegankelijk te houden. Leken kunnen de professionele rechter dwingen om begrijpelijke taal te hanteren en ingewikkeldheden uit te leggen. Die stimulans is er veelal wél in andere landen, bijna alle andere landen in de wereld hebben immers een vorm van lekenrechtspraak, maar niet in ons rechtssysteem.*20

Vanwege het ontbreken van lekeninbreng in de Nederlandse rechtspraak is er hier echter weinig stimulans om proces en uitspraak toegankelijk te houden.

Gebrek aan begrijpelijkheid en overtuigingskracht kan ongewenste consequenties hebben. Bepaalde zaken wekken veel emoties, denk aan kinderpornozaken, moord, of zaken waarin dood door schuld ten laste is gelegd. De beslissingen in die zaken vragen veel van de rechter wat betreft de motivering, zeker van de straf. Het is echter moeilijk om goed uit te leggen dat, bijvoorbeeld, een zware straf niet op zijn plaats is omdat de dader niet veel kan worden verweten. De publieke tribune en de maatschappij verwachten in zaken waarbij er zwaar letsel is of het slachtoffer is overleden dat de dader een zware straf zal krijgen. Als die dan niet komt, kan daar heftig op worden gereageerd. Als blijkt dat het uitleggen hiervan in een dergelijke situatie niet goed lukt en het publiek niet overtuigd raakt, zou moeten worden nagedacht hoe het misschien anders kan.


Toekomst

Het is verheugend dat er weer aandacht is voor de begrijpelijkheid van de rechtspraak.*21 Gaat het dit keer om méér dan een korte opleving of zakt de aandacht weer weg als blijkt dat het tijd gaat kosten? De stelling dat het niet meer gebruiken van het woord ‘onderhavig’ in uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een “enorme stap” is,*22 klinkt op het eerste gezicht niet erg bemoedigend. Maar er worden door de Afdeling ook ándere maatregelen genomen, zoals het verplaatsen van wetteksten naar een bijlage zodat de niet-jurist daar niet over struikelt, en het invoegen van tussenkoppen en inleidende zinnen, en die hebben een substantiëler karakter.*23

De stelling dat het niet meer gebruiken van het woord ‘onderhavig’ in uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een “enorme stap” is, klinkt op het eerste gezicht niet erg bemoedigend.

Ook worden er inmiddels diverse andere projecten en activiteiten opgezet om de rechtstaal begrijpelijker te maken. Aan een aantal uitspraken is de zogenoemde Klare Taalbokaal toegekend. Ik wil hier met name de uitspraak noemen waarin ‘wraking’ wordt uitgelegd en die zich richtte tot de 8-jarige en 11-jarige wrakers:*24

(...) een verzoek tot wraking kan verder ook worden toegewezen, wanneer andere mensen die niets met de zaak te maken hebben ook wel kunnen zien dat er iets mis kan zijn met de onpartijdigheid van de rechter.

Ook zijn er taalcoaches gekomen, en worden trainingen gegeven in het schrijven van begrijpelijke uitspraken.*25 In sommige rechtbanken worden mediavonnissen geschreven om te voorkomen dat er fouten worden gemaakt in de berichtgeving in de pers. Er lijkt een besef door te dringen dat het gebruik van ingewikkelde taal negatieve effecten kan hebben.*26

Het gaat niet alleen om taal, maar ook om informatie. Dat kan eveneens positieve effecten hebben. Lager opgeleiden verschillen, als ze goed worden geïnformeerd over de achtergrond van zaken, veel minder sterk van mening met rechters over hoe zwaar de straf moet zijn die wordt opgelegd: hun punitiviteit ‘zakt’, zo blijkt uit diverse onderzoeken.*27 Met deze bevinding zou weerwerk kunnen worden geleverd aan critici die zeggen dat rechters te licht straffen; leken willen immers óók lichtere straffen – als ze meer weten over de zaak. Wel moet dan bevorderd worden dat leken ook inderdaad díe (begrijpelijke) informatie krijgen om zich een standpunt ten aanzien van de gewenste straf te vormen. Begrijpelijke informatie kan dus positieve effecten hebben. En zo zijn er meer voorbeelden waaruit blijkt dat een toegankelijk strafproces de waardering voor de Rechtspraak kan verhogen.*28

In sommige rechtbanken worden mediavonnissen geschreven om te voorkomen dat er fouten worden gemaakt in de berichtgeving in de pers.

Helderder taal in rechterlijke uitspraken kán tot op grote hoogte, dat blijkt uit het besproken onderzoek. Maar er moet wel een drempel worden genomen, en die lijkt soms nog behoorlijk hoog te zijn. Een deel van die drempel wordt naar mijn voorzichtige mening gevormd door het feit dat het zo makkelijk is om bepaalde standaardonderdelen te copypasten in een schriftelijke uitspraak. Jonge secretarissen, die immers de concepten schrijven van de vonnissen, zullen hier makkelijk op willen terugvallen als zij houvast zoeken, en de vaste rechters zullen hen niet tegenhouden.*29 Als die neiging gepaard gaat met bezuinigingen op de Rechtspraak, wordt het moeilijk om op dit punt de drempel te overwinnen. De nieuwe initiatieven doen echter hopen dat nu een goede, nieuwe stap vooruit wordt gezet.

Mr. dr. M. Malsch is senior onderzoeker bij het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR), raadsheer-plaatsvervanger in het hof ’s-Hertogenbosch en rechter-plaatsvervanger bij de rechtbank Noord-Holland. De auteur dankt André Verburg voor zijn commentaar op een eerdere versie van het artikel. De verantwoordelijkheid voor het artikel berust echter geheel bij de auteur.

Rechtstreeks 2017, nr. 1.

Met dank aan André Verburg voor de metafoor.

Het Internationale Juristencongres der Lage Landen, georganiseerd door o.a. de Nederlandse Juristenvereniging (NJV) en de Vlaamse Juristenvereniging (VJV) (Antwerpen, september 2017), had als thema ‘Recht en taal’. Dit artikel vormt een bewerking van de bijdrage van de auteur tijdens dit congres.

Dat doen artsen ook.

Van Bureau Taal, dat ook trainingen verzorgt in het hanteren van begrijpelijker taal voor rechters en griffiers. Zie ook S. Goddijn et al., De taal van mr. Jip van Harten en dr. Janneke Bavelinck, Den Haag: Sdu Uitgevers 2011.

T. Ensink & J. Nolta, ‘De toegankelijkheid van rechtspraak’, Tijdschrift voor Taalbeheersing 1998, p. 193-216.

C. de Poot, M. Verkuylen & M. Malsch, ‘Leesbaarheid maakt gebrek aan kennis zichtbaar. Over de begrijpelijkheid van schriftelijke vonnissen’, in: M. Malsch & N. van Manen (red.), De begrijpelijkheid van de rechtspraak, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2007, p. 49-62; M. Malsch et al., ‘Hoe helder is de rechter? Leesbaarheid en begrijpelijkheid van strafrechtelijke vonnissen’, NJB 2004, p. 1112-1118.

Voor juristen maakte herschrijving niet uit.

J. Tegelaar & W. van Boom, ‘Eenvoudiger verklaringsformulier bij derdenbeslag. Beter begrepen en beter ingevuld’, NJB 2017, p. 2655-2663.

September 2011.

P. van der Hoven & H.J. Plug, ‘Naar een verbetering van strafmotiveringen. Een onderzoek naar de effectiviteit van het Promis-model’, Tijdschrift voor Taalbeheersing 2008, p. 249-267. De auteurs deden een systematisch vergelijkend corpusonderzoek naar de vraag of de motiveringen van strafvonnissen ook voor de leek meer inzicht kunnen bieden in de gedachtegang van de rechter dan de motiveringen vóór Promis.

L. de Groot-van Leeuwen, M. Laemers & I. Sportel, Het vonnis beter uitgelegd? Maatschappelijke effecten van beter motiveren in de strafrechtspraak (Research Memoranda, nr. 2), Den Haag: Raad voor de rechtspraak 2015; M. Malsch et al., ‘Van kop tot staart. Helpt de motivering bij het begrijpen van schriftelijke strafvonnissen?’, NJB 2006, p. 365-367; J. van der Schaaf & M. Malsch, ‘Burgers over strafvonnissen’, Trema 2015, p. 96-102.

Idem.

C.J.M. Schuyt, ‘Kwaliteit en kwaliteitsbeheer in de rechterlijke organisatie’, Trema 2002, p. 273-277; M. Malsch, ‘Een transparanter rechtssysteem in Nederland? Mogelijkheden en onmogelijkheden van meer openbaarheid’, in: D. Broeders et al. (red.), Speelruimte voor transparantere rechtspraak, Amsterdam: Amsterdam University Press 2013, p. 265-296.

M. Malsch & J.F. Nijboer, De zichtbaarheid van het recht. Openbaarheid van de strafrechtspleging, Deventer: Kluwer 2005; Malsch, a.w. (2013).

Idem; Malsch & Van Manen, a.w.

Malsch, a.w. (2013).

C. Beccaria, Over misdaden en straffen, Zwolle: Tjeenk Willink 1971 (Dei delitti e delle pene 1764, ingeleid, van aantekeningen voorzien en vertaald door J.M. Michiels); L. van Lent, Externe openbaarheid in het strafproces, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2008; Malsch, a.w. (2013).

EHRM 8 december 1983, nr. 7984/77, par. 21 (Pretto/Italië).

M. Malsch, Democracy in the courts. Lay participation in European criminal justice systems, Aldershot: Ashgate 2009.

Er zijn ook initiatieven die juist de andere kant uit lijken te gaan. In een recente visie van een rechtbank op de inzet van de rechter-plaatsvervanger staat dat de plaatsvervangers “(...) een bijdrage (leveren) aan de totstandkoming van de uitspraak door in beginsel als eerste het concept na te kijken. Daarbij gelden de afspraken die voor een ieder gelden: geen verbeteringen t.a.v. model en bouwstenen, alleen echte, concrete, verbeteringen opnemen, geen open eindjes etc.” Uit deze ‘visie’ leid ik af dat de vrijwel enige vorm van inbreng van buitenaf in de Nederlandse strafrechtspraak (namelijk de plaatsvervanger) zich niet mag bemoeien met, en ook niets mag zeggen over, de begrijpelijkheid van de vaak ingewikkeld geformuleerde standaardfrasen in rechterlijke uitspraken.

G. van der Bruggen, ‘Een kleine stap voor een rechter, een reuzensprong voor de rechtspraak. Afdeling bestuursrechtspraak maakt werk van begrijpelijkere uitspraken’, «JB»plus 2016, p. 109-116, aldaar p. 112.

Van der Bruggen, a.w. De auteur stelt in de conclusies van het artikel dat een belangrijke eerste stap is gezet naar toegankelijke juridische teksten.

Rb. Rotterdam 2 februari 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:211. Zie zeker ook de winnaar: Rb. Amsterdam 27 oktober 2016, ECLI:NL:RBAMS:2019:6938. Zie www.mr-online.nl/klare-taal-rechtbank-amsterdam/.

Die trainingen worden o.m. gegeven door Janneke Valbracht, Mascha Furth, Geerke van Bruggen en André Verburg.

Tijdens de NVvR-werkconferentie van 8 maart 2017 werd gesteld dat de bron van onvrede over de rechtspraak het gebruik door (o.m.) rechters van abstracte begrippen zou kunnen zijn. Zie Trema 2017, p. 185.

Voor een overzicht zie M. van der Maden, M. Malsch & J.W. de Keijser, ‘Waarom wil de burger toch steeds dat rechters zwaarder straffen? De invloed van opleiding en informatie’, Trema 2017, p. 180-183.

Voor een overzicht, zie M. Malsch, ‘De aanvaarding en naleving van rechtsnormen door burgers: participatie, informatieverschaffing en bejegening’, in: P.T. de Beer & C.J.M. Schuyt (red.), Bijdragen aan waarden en normen, Amsterdam: Amsterdam University Press 2004, p. 77-106.

Over de rol van de secretarissen bij het schrijven van het vonnis, zie N.L. Holvast, In the shadow of the judge. The involvement of judicial assistants in Dutch district courts (diss. UvA), Den Haag: Eleven International Publishing 2017. Holvast waarschuwt voor de mogelijke eenzijdigheid van de door de secretarissen samengestelde ‘voorbereidingsformulieren’ (vooral belastende informatie, weinig aandacht voor het verdedigingsstandpunt) en voor de invloed die zij kunnen hebben op het oordeel van de rechter.

Top