Hoge Raad verduidelijkt criterium voor toekenning inkomensafhankelijke combinatiekorting voor co-ouders

30 september 2022

Co-ouders kunnen beiden de inkomensafhankelijke combinatiekorting genieten als zij de zorg voor kinderen gelijk verdelen in een duurzaam ritme. Aan dit criterium is doorgaans voldaan als een kind behoort tot het huishouden van een van de ouders, en het kind gedurende ten minste 6 maanden van het jaar ten minste 3 dagen per week verblijft in het huishouden van de andere ouder. Die periode van 6 maanden hoeft niet een aaneengesloten periode te zijn. Dat heeft de Hoge Raad vandaag bepaald.

De regeling

De inkomensafhankelijke combinatiekorting (iack) is een heffingskorting in de inkomstenbelasting waarop een ouder recht kan hebben als hij werk combineert met zorg voor een kind dat jonger is dan 12 jaar. Daarbij moet het kind ten minste 6 maanden in het kalenderjaar ingeschreven staan op het woonadres van die ouder. Voor co-ouders die de zorg voor kinderen gelijk verdelen, is op deze regel een uitzondering gemaakt omdat een kind maar op één woonadres ingeschreven kan staan. Die uitzondering houdt in dat een co-ouder wiens kind staat ingeschreven op het woonadres van de andere ouder, ook recht kan hebben op de iack. Dat is het geval als het kind doorgaans ten minste 3 dagen per week in het huishouden van die co-ouder verblijft.

De zaak

De twee kinderen van de belanghebbende in deze zaak verbleven in 2016 afwisselend bij de belanghebbende en bij de ex-partner. De kinderen stonden in dat jaar ingeschreven op het adres van de ex-partner. Het aantal dagen dat de kinderen bij de belanghebbende verbleven, varieerde van 0 tot 7 dagen per week. De belanghebbende heeft in zijn belastingaangifte gevraagd om toepassing van de iack. De Inspecteur weigerde de iack te verlenen omdat de kinderen in 2016 niet doorgaans ten minste 3 gehele dagen per week in het huishouden van de belanghebbende verbleven.

Het Hof stelde vast dat de kinderen in 2016 gedurende in elk geval 27 weken, en dus meer dan 6 maanden, ten minste 3 gehele dagen, 3,5 dag of 4 gehele dagen per week bij de belanghebbende verbleven. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende daarom wel recht had op de iack.

Tegen dat oordeel stelde de staatssecretaris van Financiën cassatie in bij de Hoge Raad. Hij vond dat in het hele kalenderjaar voldaan moest zijn aan het vereiste van doorgaans ten minste 3 dagen per week verblijf bij de co-ouder bij wie het kind niet is ingeschreven.

Oordeel van de Hoge Raad

De Hoge Raad laat het oordeel van het Hof in stand. De Hoge Raad neemt in aanmerking dat de wet voor toekenning van de iack de voorwaarde stelt dat het kind in het kalenderjaar gedurende ten minste 6 maanden op het woonadres van de ene co-ouder is ingeschreven. Volgens de Hoge Raad is er dan geen reden om bij toepassing van de uitzonderingsregel voor de andere co-ouder verdergaande eisen te stellen aan het bewijs dat de zorg voor de kinderen gelijk is verdeeld. Daarom is het niet nodig dat het kind gedurende het hele kalenderjaar doorgaans ten minste 3 gehele dagen per week heeft verbleven bij de co-ouder bij wie het kind niet staat ingeschreven. Het is voldoende dat dit ‘doorgaans verblijf’ gedurende ten minste 6 maanden in het kalenderjaar plaatsvond, waarbij het niet om een aaneengesloten periode hoeft te gaan.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2022:1345