Babette Blaisse, Oscar van der Pol - 27-03-2023

Onverwacht hoge inschrijfprijzen

In de afgelopen periode zijn er verschillende aanbestedingsrechtelijke uitspraken gewezen over onverwacht hoge inschrijfprijzen. Hieruit volgt met name dat aanbestedende diensten in beginsel veel vrijheid hebben om deze inschrijvingen al dan niet te accepteren.

De inflatie van 2022 is de hoogste na 1975 (CBS). Dat is, uiteraard, ook merkbaar bij aanbestedingsprocedures. In de afgelopen maanden zijn er dan ook verschillende vonnissen gepubliceerd waarin rechters een oordeel hebben geveld over de consequenties die aanbestedende diensten al dan niet verbinden aan onverwacht hoge inschrijfprijzen.

Een uitspraak van de rechtbank Amsterdam gaat over een opdracht die wordt gegund aan een inschrijver wiens inschrijfsom 85% hoger is dan de in de aanbestedingsleidraad opgenomen raming. Volgens eiseres, een concurrerende inschrijver, is dit in strijd met artikel 1.4 lid 2 van de Aanbestedingswet 2012, waarin staat dat de aanbestedende dienst zorg draagt voor zoveel mogelijk maatschappelijke waarde voor de publieke middelen. De voorzieningenrechter is het hier niet mee eens en wijst erop dat het slechts een raming betreft en geen plafondbedrag. Bovendien heeft de aanbestedende dienst hierin een zekere beleidsvrijheid en zijn er geen aanwijzingen dat de aanbestedende dienst het bedrag niet kan betalen.

Deze beleidsvrijheid volgt ook uit een uitspraak van de rechtbank Den Haag. In die zaak is sprake van de omgekeerde situatie. De aanbestedende dienst legt een inschrijving die 85% hoger is dan de raming terzijde, omdat deze onaanvaardbaar hoog zou zijn. De inschrijver vecht dit aan en betoogt dat de raming niet bekend is gemaakt en dat de aanbestedende dienst zich daarom niet op de raming mag beroepen. Bovendien is er in de aanbestedingsstukken geen maximumprijs opgenomen.  De rechter volgt het standpunt van eiser niet en overweegt: “Als een raming altijd vooraf bekend gemaakt zou moeten worden, kan dat de prijs waarmee wordt ingeschreven mogelijk negatief beïnvloeden.” De inschrijving mocht dus terzijde worden gelegd. Hierbij speelt overigens wel mee dat het gunningscriterium de laagste prijs is en dat alle andere inschrijvers hebben ingeschreven met een prijs die in lijn is met de raming.

Tot slot een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Deze zaak gaat over een meervoudig onderhandse aanbestedingsprocedure. Eén van de inschrijvingen is hoger dan het Europese drempelbedrag voor leveringen en diensten ad € 215.000,- ex BTW en wordt om die reden ongeldig verklaard. De geraamde opdrachtwaarde ad € 180.000,- is niet in de aanbestedingsstukken genoemd en er is ook geen plafondbedrag voorgeschreven waar de inschrijvers rekening mee moesten houden. De inschrijver start een kort geding en betoogt dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor het ongeldig verklaren van een inschrijving met een inschrijfprijs boven de drempelwaarde. Als de aanbesteder geen inschrijvingen had willen ontvangen met een prijs die boven de Europese drempelwaarde is gelegen, had zij dit expliciet in de aanbestedingsstukken moeten vermelden. De voorzieningenrechter is het hiermee eens en oordeelt dat de inschrijving ten onrechte is uitgesloten op basis van een nieuw, niet vooraf bekendgemaakt knock-out criterium.

Deze bijdrage van Babette Blaisse en Oscar van der Pol is ook gepubliceerd op Mr. Online.