Column: Brief aan 62 hoogleraren
In een open brief deden 62 hoogleraren de afgelopen week hun beklag bij Kluwer. De brief gaat over de onvrede over de door Kluwer in rekening gebrachte vergoedingen voor juridische teksten die voor een zeer groot deel door werknemers van de juridische faculteiten zijn geschreven, en over de terughoudendheid van Kluwer bij het beschikbaar stellen van pdf’s van artikelen in open access en het ontbreken van paginanummers in die pdf’s.
Oplossing bij universiteiten zelf
Ik zou zeggen, hoogleraren, neem het heft in eigen hand. De sleutel tot open access publiceren ligt namelijk niet bij de uitgevers, maar bij de universiteiten zelf.
Hoogleraar Dirk Visser stelt in de brief dat de universiteiten - veelal onterecht - 5 miljoen euro betalen voor hergebruik van stukken die vaak door universitaire medewerkers zijn geschreven. Die 5 miljoen kunnen de universiteiten schrappen. En dat betekent niet dat er geen juridische digitale content meer beschikbaar is voor de rechtenstudenten en -docenten. Dat betekent ook niet dat er geen korte en lange teksten mogen worden worden overgenomen in readers. En kopiëren mag ook gewoon. Voor niks, althans voor bijna niks.
Universitair uitgeven naast commercieel uitgeven
Uitgevers zullen een rol blijven spelen bij de ontsluiting van juridische informatie, maar wel een andere rol. In een nieuwe uitgeefwereld geven universitaire redacties, nadat zij de stukken inhoudelijk hebben goedgekeurd, deze, net als nu, ter controle aan de uitgevers. Aan de hand van de Leidraad voor juridische auteurs (ook Kluwer) worden de teksten vervolgens door de uitgevers gecontroleerd. En nadat door de uitgeefredacties ook de d’s en t’s zijn gecheckt, worden de teksten ter publicatie teruggegeven aan de universitaire gemeenschap. Deze teksten worden dan onmiddellijk online gezet. Vrij toegankelijk voor een ieder die maar wil. Niks embargo’s.
Hiernaast geven de universiteiten aan de uitgevers, om niet, een gebruiksrecht om van de juridische documenten commerciële uitgeefproducten te maken. Producten voor de rechtspraktijk.
Dit betekent dat de wetenschappelijke verspreiding via de universiteiten loopt, of door een daartoe opgerichte organisatie, en de commerciële, net als nu, door de uitgevers. Hierbij zijn praktijkjuristen, overheidsjuristen en anderen natuurlijk vrij om zich aan te sluiten bij de universitaire redacties of artikelen of e-boeken aan te bieden aan de nieuwe juridisch-wetenschappelijke uitgeeforganisatie. Het is namelijk in het juridische veld niet altijd even makkelijk en nuttig/nodig wetenschap en praktijk te scheiden.
Dit klinkt simpel, is simpel, en kan voor een fractie van de door Dirk Visser genoemde bedragen gerealiseerd worden. En daarnaast, kan het de universiteiten veel besparen omdat de door Visser genoemde kosten voor hergebruik niet meer hoeven te worden uitgegeven. Dat probleem is dan de wereld uit. Ook de onvrede over open access is hiermee in een klap opgelost.
Hoogleraren en universiteiten moeten stappen zetten
Maar hoogleraren, dit heeft voor u natuurlijk wel enkele voeten in de aarde. Dit betekent wel dat er samengewerkt moet worden en dat is niet de sterkste kant van de juridische universitaire wereld. Ook zal de ontsluiting van juridische informatie substantieel beter moeten dan nu via de universitaire repositories, want met een publicatie in zo’n repository bouwt de jonge wetenschapper geen reputatie op. Het zijn veelal informatiegedrochten waarin het lastig navigeren is. En het is misschien wel een goed idee dat de hoogleraren het goede voorbeeld gaan geven. Dirk Visser is misschien een lichtend open access-voorbeeld, van veel andere hoogleraren zijn weinig open access-teksten te vinden. Wellicht kan ook een aansluiting bij het overheidsproject Linked Data Overheid (LiDO) interessante perspectieven bieden als we het hebben over het opbouwen van een naam. Dit zou namelijk mogelijkheden bieden om wetenschappelijke stukken te gaan koppelen aan beleidsstukken, wetten, jurisprudentie, etc, Gezien het toenemende belang van valorisatie bij visitiaties lijkt mij dit zeker het onderzoeken waard.
Waardering van digitale wetenschappelijke stukken
De grootste hobbel om het boven geschetste scenario te realiseren, bestaat echter volgens mij uit de waardering van de publicaties. Universiteiten willen graag dat hun medewerkers publiceren in tijdschriften van aanzien. Veel van die tijdschriften worden nu door Kluwer en anderen uitgegeven. Dat wordt anders in de nieuwe uitgeefwereld. Althans, het nieuwe digitale uitgeven moet op waarde geschat gaan worden en daar moet iets op bedacht worden. Echt ingewikkeld hoeft dat niet te zijn. Neem het Nederlands Juristenblad. Dat draait op bijna alleen maar door de overheid betaalde mensen. Als zo’n redactie voortaan via de nieuwe universitaire uitgeeforganisatie zou gaan publiceren, dan kan ik me niet voorstellen dat artikelen goedgekeurd door zo’n redactie plots niet meer wetenschappelijk verantwoord zouden zijn. Maar voorbeelden uit het verleden wijzen uit dat het zeker voor nieuwe digitale juridische tijdschriften lastig is een voet aan de grond te krijgen. Dat moet dus ook anders.
Paginanummers in een digitale wereld?
O ja, en dan nog die paginanummers. Als lid van de kleine commissie van de Leidraad voor juridische auteurs heb ik daar natuurlijk over nagedacht. Mijn voorstel zou zijn (automatisch) alinea’s te gaan nummeren. In de nieuwe volledig digitale uitgeefwereld kan dan middels links in noten verwezen worden naar deze alinea’s. Veel mooier, want een klik brengt de lezer direct op dat deel van een stuk waarnaar verwezen wordt. Voor Kamerstukken wordt al nagedacht over deze mogelijkheid om zo deze vaak veel te lange pdf’s met alineanummers meer toegankelijk te maken. Linktools om te verwijzen naar wetten en jurisprudentie zijn er al. Een tool voor literatuur lijkt een kwestie van tijd. In deze overgangstijd van papier naar online is het misschien nog even ploeteren, maar ook dat wordt opgelost door het nieuwe juridische uitgeven.