Column: 27 juridische tijdschriften vrij toegankelijk? Een fopspeen!
Er is een kogeltje door de juridische open access-kerk. Wolters Kluwer en de VSNU hebben afgesproken dat wetenschappelijke artikelen uit 27 tijdschriften na 6, 9 of 12 maanden in het publieke domein mogen worden gepubliceerd. Een interessante ontwikkeling, dat zeker, maar wat brengt het de auteurs en de websurfende juristen?
Welke tijdschriften?
Bedrijfsjuridische Berichten, WR voor Huurrecht en Arbeidsrecht zijn enkele van de tijdschriften die na 6 maanden publiek toegankelijk gemaakt mogen worden. Een termijn van 9 maanden geldt voor onder meer Computerrecht, het Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, Milieu & Recht en het Nederlands Juristenblad. Het langst moeten belangstellenden zonder abonnement wachten op artikelen uit tijdschriften als de Nederlandse Jurisprudentie, Aansprakelijkheid, Verzekering & Schade, AB Rechtspraak Bestuursrecht en Ondernemingsrecht. Het duurt soms even, maar dan krijg je als jurist ook wel iets. Het zijn immers niet de minste tijdschriften waarvan artikelen 'kado' gedaan worden. Het complete lijstje maakt nog meer indruk.
Voorwaarde voor open access: kort
Maar let op, als de verschillende termijnen zijn verstreken worden niet zomaar alle artikelen uit de genoemde tijdschriften geplaatst. Deze moeten aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moeten de teksten kort zijn. Gelukkig is dit vandaag de dag voor een gemiddeld juridisch tijdschriftartikel geen enkel probleem. Veel tijdschriften hanteren een limiet. Wetenschappelijke artikelen voor bijvoorbeeld het Nederlands Juristenblad mogen niet langer zijn dan 5.000 woorden.
Voorwaarde voor open access: publieke middelen
Maar let op, de totstandkoming van het eventueel vrij te geven artikel moet (deels) gefinancierd zijn uit publieke middelen. Dit betekent volgens een \\L4infographic van Wolters Kluwer dat de auteur in dienst moet zijn bij een universiteit. Hier begint de schoen te wringen, want wat te doen met artikelen van auteurs die werkzaam zijn bij het ministerie van Justitie of bij de Hoge Raad? En dat niet alleen, in een tijdschrift als Bedrijfsjuridische berichten staan zelden of nooit artikelen van auteurs die werkzaam zijn op een universiteit. Ook een blad als Computerrecht kent vaak auteurs afkomstig uit de rechtspraktijk. Van de 5 artikelen in het eerste nummer van 2018 van het laatstgenoemde tijdschrift waren er twee geschreven door mensen uit de onderwijswereld. Bij een tijdschrift als Ondernemingsrecht zal die balans vaak soortgelijk zijn. Met andere woorden: veel van de artikelen uit deze tijdschriften zullen nooit het publieke licht zien als het aan deze open access-deal ligt.
Voorwaarden voor open access: wetenschap
Maar let op, het wordt nog erger. Heel veel, zo niet bijna alle artikelen in de 27 tijdschriften die onder de deal vallen bevatten namelijk helemaal geen 'wetenschappelijke' artikelen. Ze worden in ieder geval niet als zodanig aangeduid. Alleen het Nederlands Juristenblad heeft in bijna elk nummer wel een artikel staan dat geplaatst wordt onder de kop 'wetenschap'. De meeste andere tijdschriften hebben dat niet. Nu begrijp ik dat in het licht van deze deal redacties kunnen bepalen of artikelen het stempel wetenschappelijk krijgen en dus onder de deal vallen en wel vrij toegankelijk kunnen worden, maar dat helpt maar een heel klein beetje. Een groot deel van de 27 tijdschriften bevat namelijk helemaal geen artikelen die het stempel 'wetenschappelijk' zouden kunnen krijgen, maar bevat slechts een verzameling uitspraken waarop soms in de vorm van een annotatie een toelichting wordt gegeven. En zo'n noot is (bijna) nooit wetenschappelijk, althans niet volgens de juridisch-wetenschappelijke normen die in Nederland gelden.
Author Accepted Manuscript
De lijst van 27 tijdschriften die onder deze open access-deal vallen mag indrukwekkend zijn, het de facto resultaat is ronduit teleurstellend. Zeker als ik ook nog constateer dat wanneer een artikel toch aan de voorwaarden van de deal voldoet en publiek toegankelijk gemaakt mag worden, dat moet in de vorm van wat men noemt een Author Accepted Manuscript (AAM). Tekstueel is zo'n versie van het artikel gelukkig wel gelijk aan de versie zoals die door Wolters Kluwer is gepubliceerd, maar de tekst is wel ontdaan van welke verrijking dan ook: copy-editing, styling, hyperlinking, metadatering en paginering.
Wie spint garen bij de deal?
Als dank voor bewezen diensten krijgen de met publieke middelen gefinancierde (universitaire) auteurs dus gestripte artikelen 'kado'. Deze auteurs kunnen en zullen daar niet tevreden mee zijn. Vooral ook niet omdat de auteurs of de universiteit waarvoor zij werken vervolgens zelf weer verrijkingen moeten aanbrengen die er door de uitgever zorgvuldig uitgesloopt zijn. Zij willen als auteur immers wel dat hun artikelen aan de (online) standaarden van deze tijd voldoen—dat er bijvoorbeeld verwezen kan worden naar een bepaald deel van de tekst, of dat een link in een noot aanklikbaar is.
De kleine jurist met een geringe financiële armslag heeft nader beschouwd ook zo goed als niets aan de deal. Er zal immers amper iets online komen. Hij krijgt niet substantieel meer artikelen—en dus meer kennis—tot zijn beschikking. En wat te denken van de advocaten die stukken schrijven in deze tijdschriften? Die hebben helemaal pech. Hun stukken blijven voor eeuwig achter de betaalmuur.
Eigenlijk wordt er bijna niemand echt beter van deze deal, behalve Wolters Kluwer. Hun verdienmodel wordt immers voorlopig even niet aangetast door de uiteindelijk toch niet te stuiten opmars van open access. Om over de meest actuele kennis te kunnen blijven beschikken, zal de juridische gemeenschap abonnementen moeten blijven afnemen op tijdschriften die voor een groot deel (om niet) door de gemeenschap zelf worden gevuld. Dus blijft alles zoals het al jaren is.
Open access fopspeen
Conclusie: de open access-deal is een fopspeen. Er vallen meer artikelen niet dan wel onder de deal. Over 2 jaar, als de deal afloopt, is wat mij betreft een evaluatie overbodig. In de prullenbak ermee. Het moet en kan anders. Juristen, wetenschappers voorop, moeten gaan publiceren op open alternatieve publicatieplatforms. Alles wat daarop gepubliceerd wordt, is onmiddellijk vrij toegankelijk of de auteur nu met publiek geld is gefinancierd of niet. En Wolters Kluwer? Die gaat op een andere manier geld verdienen aan juridische informatie.