Een middelbare school ontsloeg een werknemer die homoseksualiteit niet te verenigen acht met zijn geloof — en dat actief wenste uit te dragen. Werknemer is blijven volharden in zijn standpunt. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding en kende een transitievergoeding toe.
In hoger beroep betoogt werknemer dat het ontslag in strijd is met zijn recht op vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting. Het Haagse hof oordeelt dat een inmenging in de grondrechten van werknemer in casu gerechtvaardigd is. De school heeft de wettelijke plicht om een omgeving te creëren waarin leerlingen en personeel zich veilig en geaccepteerd weten en het hof acht 's mans uitlatingen schadelijk voor een veilig schoolklimaat.