Belastingrechter bevoegd te oordelen over AVG-verzoeken in fiscale zaken
Deze uitspraak draait om een AVG-verzoek om inzage in eigen persoonsgegevens in het kader van een procedure over een belastingaanslag.
De belastingrechter heeft het beroep, voor zover dat ziet op een mogelijke schending van de AVG, doorgezonden aan de algemene bestuursrechter en heeft zichzelf onbevoegd verklaard op dit onderdeel.
De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat appellant zijn verzoek heeft gericht aan de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur hoefde dit verzoek niet in behandeling te nemen, omdat de inspecteur niet het bevoegde bestuursorgaan is om AVG-verzoeken te behandelen. De inspecteur hoefde het verzoek zelfs niet door te zenden aan het bestuursorgaan dat wél bevoegd is, omdat voor AVG-verzoeken geen doorzendplicht geldt.
Ten onrechte, zo oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak. Ingevolge artikel 8:1 Awb was de rechtbank weldegelijk bevoegd om kennis te nemen van een beroep ten aanzien van mogelijke schending van de AVG. Ter informatie overweegt de Afdeling dat de minister van Financiën in dit geval de verwerkingsverantwoordelijke is.