Wie is de bevoegde rechter in geval van het vruchtgebruik van art. 4:29 lid 1 en 30 lid 1 BW?

Wie is de bevoegde rechter in geval van het vruchtgebruik van art. 4:29 lid 1 en 30 lid 1 BW?

De Hoge Raad heeft beslist dat de kantonrechter de bevoegde rechter is en dat het om een verzoekschriftprocedure gaat. Hij doet dat met de beroemde Quint/Te Poel-formulering, toegespitst op deze erfrechtelijke kwestie: ‘Het strookt met deze uitdrukkelijk in de wet geregelde gevallen en past in het stelsel van afdeling 2 van titel 3 van Boek 4 BW om aan te nemen dat de kantonrechter ook de aangewezen rechter is om de rechthebbende op verzoek van de echtgenoot te veroordelen om mee te werken aan de vestiging van het vruchtgebruik’. Zie r.o. 3.3.1.
En even verderop in het arrest: ‘Nu de wetgever voor de beslissingen over het vruchtgebruik die met zoveel woorden aan de kantonrechter zijn opgedragen, de verzoekschriftprocedure heeft voorgeschreven, moet worden aangenomen dat ook een procedure waarvan de inzet is de veroordeling tot medewerking aan het vestigen van een vruchtgebruik als bedoeld in art. 4:29 lid 1 BW of art. 4:30 lid 1 BW, bij verzoekschrift moet worden ingeleid’ (r.o. 3.3.2).


Color format