Kan een oproepkracht het rechtsvermoeden arbeidsomvang inroepen als hij eerder een aanbod voor een vaste arbeidsomvang heeft afgewezen?
Een principiële vraag naar de verhouding tussen het rechtsvermoeden arbeidsomvang uit art. 7:610b BW en de 'vastklikregeling' uit art. 7:628a lid 5 BW staat centraal in deze cassatieprocedure tussen een taxichauffeur en zijn werkgever. De taxichauffeur met een nulurencontract stelde dat zijn arbeidsomvang 42,5 uur per maand betrof en beriep zich daarbij op het rechtsvermoeden arbeidsomvang. Zijn loonvordering werd naar de toekomst toe toegewezen, maar naar het verleden toe afgewezen. Dit omdat de taxichauffeur eerder twee aanbiedingen van werkgever voor een vaste arbeidsomvang had geweigerd.
In cassatie klaagt de taxichauffeur over de juistheid van dit oordeel. In haar conclusie acht A-G De Bock dat beroep gegrond. De weigering om een aanbod voor een vaste arbeidsomvang te accepteren, mag volgens de A-G geen reden zijn om een beroep op het rechtsvermoeden arbeidsomvang af te wijzen. Daarbij wijst zij op de wetsgeschiedenis, waarin staat dat het rechtsvermoeden arbeidsomvang en het aanbod vaste arbeidsomvang naast elkaar bestaan. Beide bepalingen beogen bovendien de rechtspositie van de werknemer te versterken. Art. 7:628a lid 5 BW tracht de werknemer dan ook slechts aanvullende bescherming te bieden. Of vervolgens aanspraak bestaat op loon is een andere vraag. Die vraag moet worden beantwoord aan de hand van de loonrisicoregeling uit art. 7:628 BW, aldus de A-G.