Billijke vergoeding op grond van art. 7:682 lid 1 BW
Werknemer heeft ter zitting verklaard dat hij niet wedertewerkgesteld wil worden, zodat alleen het verzoek om een billijke vergoeding beoordeeld moet worden.
Besproken wordt op welke grond aan werknemer een billijke vergoeding toegekend zou moeten worden; op grond van (i) art. 7:681 lid 1 BW of (ii) op grond van art. 7:682 lid 1 BW.
In situatie (i) waarbij de werkgever geen grond had om de arbeidsovereenkomst op te zeggen of sprake was van ontslagbescherming, heeft de werknemer de keus tussen het vernietigen van de opzegging of toekenning van een billijke vergoeding. In situatie (ii) is het recht op een billijke vergoeding beperkter. De werknemer waarvan de arbeidsovereenkomst is opgezegd met toestemming van het UWV heeft alleen recht op een billijke vergoeding als herstel van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet mogelijk is vanwege – kort gezegd – ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
Onder aanvulling van rechtsgronden beoordeelt de kantonrechter vervolgens of werknemer aanspraak kan maken op een billijke vergoeding op grond van artikel 7:682 BW (situatie ii).