A-G HR: bewijs voor beboetbaar feit mogelijk met bewijsvermoeden

A-G HR: bewijs voor beboetbaar feit mogelijk met bewijsvermoeden

A-G Koopman komt in een vijftal conclusies tot het oordeel dat het gebruik van niet-weerlegde bewijsvermoedens ook na het arrest van de Hoge Raad van 8 april 2022 mogelijk is - al ligt de lat daarvoor wel hoog. Als het bewijsvermoeden zeer sterk is – en niet wordt ontzenuwd – is het mogelijk dat de conclusie gerechtvaardigd is dat het redelijkerwijs niet anders kan zijn dan dat het feit is gepleegd - en dus dat het beboetbare feit overtuigend is aangetoond.
De waarschijnlijkheidswaarde van het vermoeden mag niet te laag zijn, zo stelt de A-G. Hij stelt dan ook dat het gebruik van bewijs door vermoedens in boetezaken om een actieve opstelling van de rechter vraagt. De rechter behoort in het geval van een vermoeden niet passief ‘achter over leunen’, maar moet actief bezien of contra-indicaties aanwezig zijn en alternatieve scenario’s mogelijk zijn.