Wet versterking positie curator en Wet civielrechtelijk bestuursverbod werken niet

Wet versterking positie curator en Wet civielrechtelijk bestuursverbod werken niet

Om faillissementsfraude te bestrijden en (de maatschappelijke schade daarvan) te beperken, zijn de Wet versterking positie curator (2017) en de Wet civielrechtelijk bestuursverbod (2016) ingesteld. Deze wetten bereiken echter hun doelen niet. In de discussies tijdens de wetgevingstrajecten heeft de verhouding van de fraudetaak tot de kerntaak van beheer en vereffening van de boedel veel aandacht gekregen. Die verhouding blijkt problematisch. Dit is (meestal) ingegeven door financiële en procedurele omstandigheden. Een mogelijk negatieve invloed op de medewerking van de bestuurder aan de procedure en op de totstandkoming van schikkingen kan ertoe leiden dat meldingen van fraudesignalen achterwege blijven en kan ervoor zorgen dat bestuursverboden niet worden gevorderd. Nog belangrijker is dat curatoren fraudeonderzoeken moeten bekostigen uit de boedel — en juist bij frauduleuze faillissementen schieten deze middelen vrijwel altijd tekort.