Proefschrift: De overeenkomst in het insolventierecht
Binnen moderne ondernemingen nemen overeenkomsten een steeds belangrijkere plaats in. De waarde van de onderneming zit niet zelden voor een significant deel opgesloten in het netwerk van contracten waarbij zij partij is. In dit kader kan worden gedacht aan contracten met leveranciers, afnemers, financiers en werknemers, huur- en leasecontracten en licenties. De lotgevallen van deze contracten tijdens de insolventieprocedure zijn veelal in belangrijke mate bepalend voor de vraag of nog waarde kan worden gerealiseerd en of de onderneming kan worden gecontinueerd. Welke factoren bepalen of de curator een overeenkomst gestand doet? Wat is de positie van de wederpartij indien de curator besluit te willen nakomen? Kan zij aan het verrichten van prestaties de voorwaarde verbinden dat eerst openstaande facturen worden betaald? Wat indien de wederpartij voor het verkrijgen van nakoming niet op de curator is aangewezen? Kan bijvoorbeeld de huurder van de failliete verhuurder door de curator van diens huurrecht worden beroofd? Wat is de positie van de wederpartij indien de curator níet tot nakoming bereid is? Kan alles wat de partijen zijn overeengekomen aan de gezamenlijke schuldeisers worden tegengeworpen? Kan de curator bestaande kredietruimte benutten? In hoeverre is hij gebonden aan overeenkomsten waaruit géén verbintenissen voortvloeien? Deze en vele andere voor de praktijk van belang zijnde vragen met betrekking tot de overeenkomst in het insolventierecht vormen het onderwerp van Van Zantens onderzoek.