Proefschrift: De turboliquidatie van de Besloten Vennootschap
Artikel 2:19 lid 4 BW biedt de mogelijkheid een BV te ontbinden zonder vereffeningsprocedure te volgen wanneer er ten tijde van de ontbinding geen baten meer bestaan. Direct nadat het bestuur opgaaf van ontbinding heeft gedaan bij de Kamer van Koophandel, houdt de BV op te bestaan. Aangezien geen vereffeningsprocedure hoeft te worden gevolgd, wordt de turboliquidatie gezien als een goedkope en snelle wijze van ontbinding van een BV. De vraag rijst echter of deze vooronderstelling juist is. Uit het onderzoek verricht door Samantha Renssen is het tegenovergestelde gebleken: de turboliquidatie is helemaal niet zo eenvoudig als men het veelal doet voorkomen. Integendeel, teneinde tot een weloverwogen besluit tot het al dan niet laten turboliquideren van een BV te komen, is gedegen juridische kennis vereist. Ondanks dat artikel 2:19 lid 4 BW veelvuldig wordt toegepast in de praktijk, zijn bepaalde aspecten van de inhoud en de uitwerking van de bepaling niet goed doordacht. De wetsgeschiedenis van de turboliquidatie verklaart de ondoordachtheid van artikel 2:19 lid 4 BW enigszins: in de parlementaire stukken wordt nauwelijks gesproken over de turboliquidatie. Daarenboven lijkt de turboliquidatie als ontbindingswijze aan fraudeurs een gelegenheid tot beperking van persoonlijke risico’s te bieden.