Proefschrift: Lekenbescherming in het bestuursprocesrecht
In het bestuursprocesrecht geldt geen verplichte procesvertegenwoordiging. Een belangrijke reden daarvoor is de gedachte dat rechtsbescherming tegen de overheid geen kostbare aangelegenheid mag zijn voor burgers. Het ontbreken van verplichte procesvertegenwoordiging vraagt op zijn beurt om een bepaalde inrichting van de procedure. Die moet zo ingericht zijn dat voorkomen wordt dat burgers die zichzelf vertegenwoordigen vanwege hun gebrek aan juridische deskundigheid vastlopen in de procedure of anderszins niet optimaal procederen. Doorgaans wordt aangenomen dat om die reden de bestuursrechtelijke procedure laagdrempelig dient te zijn en dat de rechter daarbinnen een actieve rol dient te spelen. Traditioneel wordt het streven naar een laagdrempelige procedure en een actieve rol van de rechter in verband gebracht met het beginsel van ongelijkheidscompensatie. De aanleiding voor dit onderzoek wordt gevormd door ontwikkelingen in de jurisprudentie die niet lijken te stroken met bovengenoemde uitgangspunten. Te wijzen is op de jurisprudentie waarin is uitgemaakt dat de rechter niet (meer) zelfstandig mag toetsen aan normen die niet door de gronden van de burger worden bestreken. Een ander voorbeeld betreft de jurisprudentie waarin is bepaald dat de burger in beroep niet tegen besluitonderdelen mag opkomen, indien hij niet reeds in de bezwaarfase hiertegen bezwaar heeft gemaakt.