Proefschrift: Onafhankelijkheid van de rechter in constitutioneel perspectief
Centraal in dit proefschrift staat het constitutionele belang van een onafhankelijke rechterlijke macht. De rechter moet zelfstandig kunnen oordelen en mag niet onder druk worden gezet door een van de andere staatsmachten, in het bijzonder de uitvoerende macht. Van den Eijnden stelt zich de vraag hoe die zelfstandige, onafhankelijke positie van de rechter in het constitutionele bestel vorm heeft gekregen. Zij stelt voor die centrale vraag te beantwoorden aan de hand van een drietal deelvragen. Allereerst is de vraag op wie de rechterlijke onafhankelijkheid naar constitutioneel recht nu eigenlijk betrekking heeft: gaat het om de rechterlijke macht als geheel, om rechterlijke colleges, of om de individuele rechter? In de tweede plaats is de vraag tegenover wie de onafhankelijkheid geldt: geldt die alleen of vooral ten opzichte van de uitvoerende macht, of ook ten opzichte van de wetgever? En in de derde plaats stelt zij de vraag naar de omvang en de inhoud van de rechterlijke onafhankelijkheid.