Proefschrift: De klachtplicht bij koop
Art. 7:23 lid 1 BW behelst voor alle kopers de verplichting om de verkoper binnen bekwame tijd op de hoogte te stellen van enig (vermoeden van een) gebrek in de afgeleverde zaak. Mocht een koper niet aan deze klachtverplichting voldoen, dan kan hij geen beroep meer doen op het feit dat hetgeen is afgeleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt, met andere woorden: de koper wordt geconfronteerd met een algeheel verlies van rechten op grond van een gebrekkige prestatie aan de zijde van de verkoper. De ratio van deze bepaling ziet volgens de wetgever op het beschermen van de verkoper tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten. De verkoper moet er, volgens de wetgever, vanuit kunnen gaan dat de koper met bekwame spoed onderzoekt of de afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoordt en dat hij, indien dit niet het geval blijkt te zijn, zulks, eveneens met spoed, aan de verkoper mededeelt. Centrale vraag van dit proefschrift is of dit toepassingsbereik, waarbij de verkoper beschermd wordt tegen klachten, gerechtvaardigd is. Een analyse van het Duitse recht, het Weens Koopverdrag en de ontstaansgeschiedenis van de huidige Nederlandse regeling laat zien dat dit niet het geval is.