Arbiter kon zich niet tot voorzieningenrechter wenden met verzoek tot ontheffing van opdracht
De Hoge Raad verduidelijkt dat art. 1029 lid 2 Rv zo moet worden begrepen dat een arbiter een verzoek tot ontheffing van zijn opdracht slechts aan de voorzieningenrechter kan voorleggen indien de partijen niet instemmen met het verzoek én geen derde hebben aangewezen om hierover te beslissen. Aangezien partijen in dit geval wél een derde hadden aangewezen om te oordelen over een verzoek tot ontheffing, kon de arbiter zich niet op basis van die wetsbepaling tot de voorzieningenrechter wenden om ontheffing van zijn opdracht te verkrijgen.