Sancties wegens (examen)fraude in hoger onderwijs zijn niet bestraffend van aard
In 2023 en 2024 deed de Afdeling twee uitspraken waarin onderwijssancties (na examenfraude) als bestraffend (criminal charge) werden aangemerkt. In 2025 ziet de Afdeling aanleiding om sancties die worden opgelegd op grond van artikel 7.12b, tweede lid WHW niet langer als bestraffend aan te merken, maar als herstelsancties.
Dit is een enorme stap terug voor de rechtsbescherming van studenten, omdat het gevolg hiervan is dat niet langer de in de Awb opgenomen procedurele vereisten gelden die van toepassing zijn bij bestraffende sancties, zoals de cautie (art. 5:10a Awb). Ook de in artikel 6 EVRM opgenomen (zwaardere) procedurele waarborgen zijn niet van toepassing - zoals het onverwijld in kennis stellen van de aard en reden van beschuldiging in een taal die de beschuldigde verstaat en het recht om niet te worden gedwongen mee te werken aan een eigen veroordeling (nemo tenetur-beginsel).