Getuigenverzoeken en toepassing noodzaakcriterium
De steller van het middel is van opvatting dat het hof niet het noodzaakcriterium had moeten toepassen, maar het getuigenverzoek aan het verdedigingsbelang had moeten toetsen. Zij betoogt hiertoe dat, nu het hoger beroep is ingesteld door de officier van Justitie (in tegenstelling tot door of namens de verdachte) en de verdachte meer dan tien dagen voor de terechtzitting de opgave van getuigen heeft ingediend, het hof het in artikel 288 lid 1 Sv voorziene verdedigingsbelangcriterium had moeten toepassen.