De doorwerking van de onschuldpresumptie bij een schadevergoedingsverzoek na sepot (530 Sv)
Hof Amsterdam heeft in een drietal zaken een 530 Sv-verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand toegekend nadat de onderliggende strafzaak was geëindigd met een (voorwaardelijk) sepot.
Volgens het hof verlangt de onschuldpresumptie (ex art. 6 EVRM) en recente EHRM-rechtspraak daarover (Nealon & Hallam v. VK), dat de motivering van het oordeel van de rechter in een verzoekschriftprocedure niet alsnog neerkomt op het uiten van de mening dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van een strafrechtelijke norm en daarmee aan het plegen van een strafbaar feit. Dit geldt niet alleen als de strafprocedure is geëindigd met een vrijspraak, maar ook als deze eindigt met een (voorwaardelijk) sepot.