‘Gewoonteschuldwitwassen’?
Voor gewoontewitwassen moeten de verschillende witwasfeiten in een zeker verband staan met elkaar. Recidiveren alleen is niet voldoende om te spreken van een gewoonte. Bij de vraag of er sprake is van een 'gewoonte maken van witwassen' wordt gekeken naar tijd en frequentie. Bijvoorbeeld iemand die gedurende twee jaar 200 geldtransacties verricht waarmee hij witwast. Dan is er zowel wat betreft tijd als frequentie sprake van een gewoonte. Toch is het geen vereiste voor gewoontewitwassen dat sprake is van een lange termijn.
Opzet kán besloten liggen in de intentie bij de gewoonte, maar dit is geen vereiste voor een veroordeling. Of opzet per definitie ingeblikt zit in de gewoonte lijkt op basis van jurisprudentie niet zo te zijn. Onder de streep levert dit alsnog hetzelfde op: gewoonteschuldwitwassen bestaat niet.