Lid tuchtcollege en arts waarover geklaagd werd kenden elkaar in kader van werkgroep: wraking?
Kan de vrees voor vooringenomenheid van een lid van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg objectief gerechtvaardigd zijn op de grond dat dit lid en de aangeklaagde arts deel uitmaken van een werkgroep binnen hun vakgebied en elkaar jaarlijks spreken tijdens een bijeenkomst van deze werkgroep? De enkele deelname aan een dergelijk professioneel overleg door zowel een lid van een tuchtcollege als een arts waarover geklaagd wordt, is op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat daarmee per definitie de schijn gewekt wordt dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is - maar kan in voorkomende gevallen reden zijn om te wraken.