Proefschrift: Het onderscheid tussen commuun en bijzonder strafrecht

Op basis van het grondwettelijk verankerde codificatiebeginsel dient het materiële strafrecht in een algemeen wetboek te zijn geregeld: het Wetboek van Strafrecht. Op deze algemene regeling bestaat een beperkte uitzonderingsmogelijkheid, waardoor ‘bepaalde onderwerpen’ in afzonderlijke wetten geregeld mogen worden. Als gevolg hiervan wordt in het hedendaagse materiële strafrecht onderscheid gemaakt tussen commuun strafrecht en bijzonder strafrecht; respectievelijk het strafrecht dat binnen het Wetboek van Strafrecht is geregeld en het strafrecht dat daarbuiten is geregeld. In deze studie is onderzocht in welke mate de huidige strafrechtspraktijk beantwoordt aan de ratio van het codificatiebeginsel.

Proefschrift: Betrouwbaarheid van getuigenverklaringen in het strafrecht

Uit rechtspsychologisch onderzoek blijkt dat getuigen feilbaar zijn. Zo kunnen er fouten optreden tijdens het waarnemen of het herinneren, of een getuige kan bewust liegen. Als de strafrechter een onware getuigenverklaring als bewijs toelaat, kan dit ertoe leiden dat een schuldige verdachte wordt vrijgesproken of dat een onschuldige verdachte wordt veroordeeld.
Hoe is het thans gesteld met juridische waarborgen rond het gebruik van getuigenverklaringen? Die vraag wordt in dit proefschrift beantwoord op drie juridische deelterreinen: daderidentificatie door middel van herkenningsprocedures, de voorbereiding van getuigenverklaringen en de toepassing van de bewijsminimumregel. Het resultaat is een grondig overzicht van relevante rechtspsychologische inzichten.

Proefschrift: De invloed van Pro Justitia-rapportages op rechterlijke beslissingen over bewijs en straf

In Pro Justitia-rapportages geven gedragskundigen informatie over mogelijke psychische stoornissen bij verdachten, met als hamvraag of een stoornis zou kunnen hebben doorgewerkt in het delict — en daarmee of (c.q. in welke mate) het delict aan de verdachte kan worden toegerekend. Daarnaast bevat het Pro Justitia-rapport advies over het recidiverisico en mogelijke behandelmaatregelen. Er is weinig bekend over hoe rechters informatie uit een Pro Justitia-rapportages nu precies gebruiken bij beslissingen over bewijs en straf. In dit proefschrift wordt dit onderzocht.

Proefschrift: Klachtdelicten

Klachtdelicten zijn strafbare feiten waarvan vervolging pas is toegelaten nadat een klachtgerechtigde — in de regel het slachtoffer — via een aangifte kenbaar heeft gemaakt prijs te stellen op die vervolging. Dit geldt bijvoorbeeld voor de misdrijven afdreiging (chantage), belediging en belaging. Dit proefschrift analyseert de functie en plaats van klachtdelicten in ons strafrechtelijk bestel.
De huidige regeling van klachtdelicten voert terug op het eerste Wetboek van Strafrecht uit 1886. Sindsdien is de regeling niet ten gronde onderzocht. Zo is het de vraag of de verdeling van de regeling van klachtdelicten in een materieelrechtelijk deel (in het Wetboek van Strafrecht) en een formeelrechtelijk deel (in het Wetboek van Strafvordering) op goede gronden is gestoeld. Ook dringt zich de vraag op hoe de toepassing van het klachtvereiste zich verhoudt tot fundamentele grondbeginselen als het vervolgingsmonopolie en het opportuniteitsbeginsel. Het onderzoek leidt tot de conclusie dat klachtdelicten wettelijk wezenlijk anders zouden moeten worden ingebed.

Proefschrift: De impact van mediation op verdachten in strafzaken

Victim-offender mediation (VOM) in criminal cases is a growing judicial practice in Europe and abroad. In VOM victim and offender have a conversation in presence of a trained mediator. This process can help victims to recover and offenders to take responsibility, make amends and decrease their risk of reoffending. Despite the demonstrated favorable link between VOM and recidivism, no empirical research exists that has addressed why and how participation in VOM reduces reoffending compared to non-participation.
This dissertation aims to open the 'black-box' of victim offender mediation and to unravel how and why participation in mediation is related to a lower risk of reoffending. It examines if participation in Dutch mediation practices is related to a lower risk of reoffending, which psychological change might underlie this behavior change and which elements of mediation might explain these outcomes.

Afscheidsrede: 40 jaar forensische biologie: “Waarheidsvinding als Wetenschappelijke missie”

In zijn afscheidsrede maakt Ate Kloosterman zich hard voor de invoering van de ‘forensische DNA-genealogie’, in de vakliteratuur bekend als forensic investigative genetic genealogy (FIGG of kortweg IGG), in het Nederlandse strafrecht. IGG maakt gebruik van een geavanceerde DNA-analyse en van beschikbare openbaar toegankelijke genealogische gegevens.

Proefschrift: Strafrecht en publieke opinie

Burgerraadplegingen door het OM, actievere voorlichting en uitspraken in ‘klare taal’: initiatieven gericht op verbetering van de relatie tussen de strafrechtspleging en het publiek zijn er te over. Waarop is de veronderstelling dat de relatie tussen het publiek en de strafrechtspleging zo problematisch is, eigenlijk gebaseerd? Waarop stoelt de gedachte dat de in de praktijk ontplooide initiatieven deze relatie zouden kunnen verbeteren? Wat kan er beter in de relatie tussen het strafrecht en het publiek? Het onderzoek resulteert in een beoordelingskader voor op de publieke opinie gericht handelen van actoren in de strafrechtspleging.

Proefschrift: Rationeel strafrechtelijk bewijs

Waarheidsvinding is een van de belangrijkste doelen van strafzaken: de rechter moet bepalen of bewezen is dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde feiten heeft gepleegd. Mogen we deze conclusie echter trekken? Wetboeken en jurisprudentie bieden nauwelijks handvatten om deze vraag te beantwoorden. In plaats daarvan hebben we een theorie nodig van rationeel strafrechtelijk bewijs. De twee meest invloedrijke theorieën zijn Bayesiaanse en verklaringsbenaderingen.
Bayesiaanse benaderingen begrijpen rationeel juridisch bewijs in termen van kansen. Deze kansen zijn 'graden van geloof' die uitdrukken hoe sterk we overtuigd zijn van de waarheid van een bepaalde hypothese. De Bayesiaanse aanpak vertelt ons hoe we deze graden van geloof moeten bijstellen wanneer we nieuw bewijs verkrijgen.
Volgens verklaringsbenaderingen kunnen we juridisch bewijs het beste begrijpen als een strijd tussen concurrerende, causale verklaringen van het bewijsmateriaal. Deze verklaringen kunnen in meer of mindere mate aannemelijk zijn. In strafzaken zijn dergelijke verklaringen vaak 'scenario's'; tijdlijnen van (deels) causaal verbonden gebeurtenissen die mogelijk hebben plaatsgevonden.
Bayesiaanse en verklaringsbenaderingen worden vaak gezien als rivalen. Dit proefschrift laat zien hoe een gecombineerd perspectief ons in staat stelt om een reeks lastige vragen rondom strafrechtelijk bewijs te beantwoorden.

Proefschrift: Smuggling in international law

International law has engaged with smuggling since at least the end of the 19th century, with treaties attempting to address the clandestine movement of goods and of people across international borders. Examining the development and text of treaties from 1890 to 2012, this dissertation explores where multilateral treaties have addressed smuggling, how this has been done, and the reasons why states have chosen to address smuggling through international law.

Proefschrift: Milieuaansprakelijkheid van leidinggevenden

Dit proefschrift gaat over de strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke mogelijkheden om een leidinggevende te sanctioneren voor een milieuovertreding in bedrijfscontext. Van ieder rechtsgebied wordt onderzocht welke soorten regels bestaan voor milieubelastende activiteiten van ondernemingen en tot wie deze regels zijn gericht. Verder biedt het proefschrift inzicht in de toepassing van de strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke daderschapsvereisten in de context van bedrijfsmatige milieuovertredingen. Ook wordt stilgestaan bij de sancties die kunnen worden verbonden aan het daderschap van een leidinggevende. Daarnaast wordt per rechtsgebied bezien of er aanleiding bestaat om personen met een leidinggevende functie aanvullend te beschermen tegen milieuaansprakelijkheid, bijvoorbeeld in de vorm van een gekwalificeerd opzetvereiste of een aanvullende verwijtbaarheidstoets.

Proefschrift: Het daderschap van de rechtspersoon

Met het Drijfmestarrest uit 2003 heeft de Hoge Raad een richtinggevend, maar tegelijkertijd open kader ontwikkeld voor het vaststellen van het daderschap van de rechtspersoon. In dit proefschrift wordt aan de hand van 300 uitspraken onderzocht hoe sindsdien in de feitenrechtspraak invulling is gegeven aan het Drijfmestkader. Dat leidt tot nieuwe inzichten, tot concrete handreikingen en tot een nieuw fundament voor het daderschap van de rechtspersoon — dat als ondergrens kan dienen. Daarnaast is het belang van een deugdelijke motivering van de toepassing van het Drijfmestkader gebleken, omdat dat bijdraagt aan de aanvaardbaarheid van rechterlijke beslissingen tot de vaststelling van daderschap van een rechtspersoon.

Proefschrift: Blaming the addicted brain

Addiction is pervasively present within the criminal justice sector, requiring legal professionals to deal with addicted defendants on a regular basis and having to assess the influence of addiction on responsibility. Over the last decades, addiction has increasingly been conceptualised as a brain disease, which arguably could alter the law’s current approach towards the criminal liability of addicted defendants. In this thesis, an overview of the different ways of conceptualising addiction is provided, before applying this knowledge onto the legal framework of Dutch criminal law. As such, the compatibility of concepts such as intent, premeditation, insanity, diminished responsibility and prior fault, with potentially impaired capacities stemming from addiction, is critically examined.

Proefschrift: In het aangezicht van de dood

In dit onderzoek staat de wettelijke regeling omtrent euthanasie centraal. Sinds de inwerkingtreding van de Wtl in 2002 hebben drie wetsevaluaties plaatsgevonden, waarvan de uitkomsten overwegend positief zijn. Het heersend beeld in de praktijk en maatschappij is dat de wet, ondanks een aantal grotere discussiepunten, naar behoren functioneert. De vraag rijst of de wettelijke regeling omtrent euthanasie inderdaad naar behoren functioneert, of dat er onderliggend meer problemen spelen dan op het eerste gezicht lijkt, en indien van dat laatste sprake is, wat dan de oplossingsrichtingen zijn waaraan gedacht moet worden. Om een antwoord op deze vraag te formuleren is in dit onderzoek ingegaan op diverse afzonderlijke aspecten van de bestaande wettelijke regeling inzake euthanasie en hulp bij zelfdoding.

Proefschrift: Facilitating Falsification in Legal Decision-Making: Problems in Practice and Potential Solutions

Men gaat ervan uit dat tunnelvisie een belangrijke factor is in gerechtelijke dwalingen. Tunnelvisie kan worden omschreven als een excessieve aandacht voor informatie of bewijs dat jouw theorie bevestigt, terwijl je minder aandacht besteedt aan bewijs dat die theorie tegenspreekt. Bovendien vergroot het ook de neiging om informatie zodanig te interpreteren dat het jouw theorie bevestigt. Deze dissertatie onderzocht de rol van vervalsing in de juridische besluitvorming. Namelijk hoe rechters overwegen om bewijsmateriaal en alternatieve scenario's vrij te pleiten. Dit is in de praktijk onderzocht door middel van een enquête, interviews en een casestudy. De onderzoeker heeft ook experimenteel onderzoek gedaan om te bepalen of het gebruik van vervalsing kan worden verhoogd door de volgorde van de bewijspresentatie te veranderen, de instructie om de beslissing uit te leggen te veranderen, of training om zich te richten op vervalsing. De bevindingen suggereren dat rechters de noodzaak van vervalsing begrijpen, maar moeite hebben om het in de praktijk toe te passen. Op basis van de experimentele gegevens bleek dat rechtenstudenten zich meer richten op alternatieve scenario's dan door onderzoek onder het grote publiek wordt gesuggereerd.

Proefschrift: Billijkheidsuitzonderingen

Wanneer kan de rechter besluiten af te wijken van de wettelijke voorschriften? Soms is een individuele situatie immers zo uniek, dat de toepassing van het geldende recht onbillijk zou zijn. De rechter kan in die gevallen een billijkheidsuitzondering maken. Dit proefschrift buigt zich over het buiten toepassing laten van de wet in bijzondere gevallen.

Proefschrift: De videoreconstructie in het strafproces

De videoreconstructie is een verhoor waarbij handelingen op de plaats-delict worden nagespeeld en opgenomen. Het is een ernstige lacune in ons strafprocesrecht, zo kwalificeert Jan Willem Van Manen het in zijn proefschrift, dat de videoreconstructie niet is vastgelegd in wet- en regelgeving en dat er geen richtlijnen zijn voor de voorbereiding, uitvoering en audiovisuele registratie ervan. Dit zou waarborgen voor rechtmatigheid en betrouwbaarheid kunnen bieden en de videoreconstructie beter inzetbaar maken.

Proefschrift: Euthanasie van de wilsonbekwame patiënt vanuit strafrechtelijk perspectief

Sinds 2002 hebben artsen op grond van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) de mogelijkheid euthanasie toe te passen bij (inmiddels) wilsonbekwame patiënten, op basis van bij helder verstand gedane schriftelijke wilsverklaringen. Dat wringt met de zorgvuldigheidseisen ex artikel 2 Wtl, nu de arts niet of nauwelijks meer met de patiënt kan communiceren. Deze studie inventariseert de (juridische) problemen van de bestaande wettelijke regeling van de schriftelijke wilsverklaring aan de hand van de totstandkomingsgeschiedenis en de toetsingspraktijk (inclusief de 'koffie-­euthanasiezaak' over euthanasie bij dementie).

Proefschrift: Normering en toezicht in de opsporing

The current body of law governing the conduct of police and prosecution during the investigative phase of criminal proceedings encompasses an enormous amount of rules. At the same time, a restrained approach with regard to the judicial supervisory role of investigative propriety is visible in case law while it remains unclear whether and to which extent other institutions have a supervisory role in this respect. This research looks at the current system of supervision on police and prosecutorial conduct in the context of criminal law proceedings from the viewpoint of criminal law standard. After all, creating rules for the conduct of law enforcement entails a certain obligation to ensure rule-compliance. After illustrating the complexity of the current legal framework as well as the complexity of reasons underlying its norms, the study focuses on the supervision of the conduct of police and prosecution. Based on the specific characteristics of the current Dutch criminal procedural law, the study develops a framework for an adequate system of supervision. The study then describes how currently supervision on police and prosecutorial conduct is organised and finally evaluates this in light of the requirements of adequate supervision as set out in previous chapter.

Proefschrift: Uitzonderlijke excepties in het strafrecht

Een sportwedstrijd is een voorbeeld van een setting waarin deelnemers meestal niet vervolgd worden voor acties die daarbuiten wel als strafbaar worden gezien. Denk aan een zware tackle in het voetbal. Ook aan andere spelsituaties, bijvoorbeeld een uit de hand gelopen potje brassen door studenten, komt niet snel een rechter te pas. Iets vergelijkbaars zie je in de zorg: een arts die pijn veroorzaakt bij een patiënt zal zelden strafrechtelijk worden vervolgd. Hetzelfde geldt voor een rapper of een cabaretier met provocerende of beledigende teksten: die kan zich in veel gevallen beroepen op de artistieke expressie en de vrijheid van meningsuiting. Opvallend is dat geen van deze voorbeelden expliciet als strafuitsluitingsgronden in de wet zijn opgenomen. Dat betekent dat rechters sterk zijn overgeleverd aan eigen interpretatie van strafwaardigheid, wat leidt tot uiteenlopende jurisprudentie.

Proefschrift: Verlenging van de tbs-maatregel

De tbs-maatregel behoort tot de meest ingrijpende strafrechtelijke sancties in Nederland. Als de behandeling aanslaat, kan de tbs-gestelde geleidelijk terugkeren naar de samenleving. Rechters bepalen om de één of twee jaar of de tbs moet worden verlengd. Dit onderzoek laat zien dat rechters daarbij sterk leunen op de informatie van gedragsdeskundigen.

Proefschrift: Tussen pragmatiek en dogmatiek

Dit proefschrift beoogt bij te dragen aan de bezinning op ons sanctiestelsel. De vraag waarop een antwoord wordt gezocht is niet wat het meest juiste stelsel is en hoe dat idealiter moet worden ingericht, maar veeleer hoe het debat over de inrichting van het sanctiestelsel gevoerd zou moeten worden. Daartoe wordt een rechtsverkenning ondernomen naar het sanctiestelsel van Engeland en Wales en de ingrijpende ontwikkelingen die dat stelsel heeft doorgemaakt in de tweede helft van de vorige eeuw.

Proefschrift: De uiterlijke verschijningsvorm in het strafrecht

In 1978 duikt de 'uiterlijke verschijningsvorm' voor het eerst op in de jurisprudentie van de Hoge Raad, in het kader van de strafbare poging. Vanaf 2003 verbreedt de Hoge Raad de toepassing naar verschillende andere leerstukken, waaronder voorwaardelijk opzet, strafbare voorbereiding en noodweer(exces). Hierdoor heeft deze figuur behoorlijke gevolgen voor de strafrechtelijke aansprakelijkheid. Wat is de uiterlijke verschijningsvorm eigenlijk en wat zijn deze gevolgen? Een (jurisprudentie)overzicht ontbrak tot op heden.

Oratie: Steeds minder vrijblijvend: internationale samenwerking in strafzaken

De grondregel in internationaal recht is al lange tijd dat staten geheel vrij zijn om internationale samenwerking in strafzaken te verlenen of te weigeren, tenzij zij onderling anders hebben afgesproken. Maar geldt die vrijheidsregel tegenwoordig nog wel? En hoeveel vrijheid bestaat er in de praktijk nog? Daarover gaat de oratie van Ward Ferdinandusse.

Proefschrift: De overdracht van de tenuitvoerlegging van strafvonnissen

Sinds 1 januari 1988 zijn de mogelijkheden voor Nederland tot het overnemen en overdragen van de tenuitvoerlegging van strafvonnissen aanzienlijk vergroot. Op die datum is de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen in werking getreden en zijn drie strafrechtelijke executieverdragen voor Nederland van kracht geworden Sindsdien is het aantal verdragen op dit terrein aanmerkelijk verder uitgebreid. Desalniettemin geschiedt het rechtshulpverkeer tot op heden vooral op basis van één verdrag, te weten het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 1983.

Proefschrift: Aansprakelijkheid van leidinggevenden naar privaatrechtelijke, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke maatstaven

In dit proefschrift is onderzocht onder welke omstandigheden leidinggevenden van privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtspersonen persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld in geval activiteiten van de rechtspersoon strafbaar zijn, een derde schade toebrengen en/of in strijd zijn met een bestuursrechtelijke norm. Ten aanzien van de aansprakelijkheidsvoorwaarden bestaan in grote lijnen overeenkomsten tussen strafrecht, privaatrecht en bestuursrecht: aansprakelijkheid wordt slechts aangenomen in geval van ernstig onzorgvuldig handelen of nalaten. Er zijn echter ook accentverschillen, die verband houden met de aard van de sanctie en van de taak. Verder is opvallend dat in strafrecht, privaatrecht en bestuursrecht verschillend wordt omgegaan met de (soms) bijzondere positie van publiekrechtelijke rechtspersonen, hetgeen doorwerking heeft naar de aansprakelijkheidspositie van overheidsfunctionarissen. De immuniteiten die de strafrechter en civiele rechter hebben aangenomen, hebben een verschillende achtergrond. Zij zijn niet wenselijk en zouden moeten worden opgeheven. In de bestuursrechtspraak is (nog) geen immuniteit aanvaard.

Proefschrift: De ontnemingsmaatregel toegepast

Binnen het strafrecht bestaat de ontnemingsmaatregel om misdadigers het vermogen te ontnemen dat ze met strafbare feiten hebben verkregen. Uit onderzoek van Wouter de Zanger blijkt dat het vorderen van dit misdaadgeld er geregeld toe leidt dat de burger meer wordt ontnomen dan hij heeft verdiend met zijn misdaad. Dit terwijl deze maatregel enkel ‘herstellend’ dient te zijn, en geen bestraffing beoogt.

Proefschrift: Zwanger, maar niet in verwachting

Neonaticide betreft het om het leven brengen van een pasgeboren kind binnen 24 uur na de geboorte, meestal door de biologische moeder. Het is een fenomeen van alle tijden, culturen en windstreken en komt in het huidige westerse tijdperk enkele keren per jaar aan het licht. De vondst van een lichaam van een dode pasgeborene roept in de samenleving naast afschuw vaak veel vragen op. Over de achtergronden en beweegredenen van moeders die tot neonaticide overgaan, is echter nog weinig bekend. Dit promotieonderzoek strekte ertoe deze achtergronden en beweegredenen te identificeren.

Proefschrift: Aanmerkelijk onvoorzichtig

Wanneer zou een betrokkene bij een verkeersongeval met zeer ernstige gevolgen niet veroordeeld moeten worden als pleger van het verkeersmisdrijf van artikel 6 WVW 1994? Kunnen aan het privaatrecht argumenten worden ontleend om strafrechtelijke aansprakelijkheid af te wijzen? Het privaatrecht kent, anders dan het strafrecht, een eigen schuld-verweer. De causale bijdrage van een slachtoffer aan het verkeersongeval staat in het civiele recht vanzelfsprekend ter discussie. Veel strafrechters kunnen daarentegen weinig waardering opbrengen voor een verdachte die (dit) verweer voert.

Proefschrift: Gedragsregels voor strafrechtadvocaten in de EU

Dit onderzoek is het eerste dat werd gedaan naar gedragsregels voor strafadvocaten in een Europese context. Advocaten krijgen in grensoverschrijdende zaken te maken met gedragsregels die per Lidstaat verschillen. Voor een effectieve verdediging moeten zij van elkaars gedragsregels op de hoogte zijn. Marelle Attinger brengt de regels in kaart. Zij maakte hiertoe een analysemodel, waarbij zij de verschillende rollen die een strafrechtadvocaat moet vervullen als uitgangspunt nam. Zo ontdekte Attinger bijvoorbeeld twee regels waarvan beargumenteerd kan worden dat deze niet bijdragen aan een effectieve verdediging.

Proefschrift: De strafbaarstelling van mensenhandel

Wat is er aan de hand met de strafbaarstelling van mensenhandel? Artikel 273f Sr is complex. De rechtspraktijk worstelt met de uitleg en in de vakliteratuur wordt de bepaling een gedrocht genoemd. Wat is haar strekking en welke invloed heeft de Hoge Raad daarop in de afgelopen jaren uitgeoefend? In dit onderzoek worden de achtergronden van de strafbaarstelling van mensenhandel uitgeplozen door het uitvoeren van juridisch-historisch onderzoek, door de verschillende mensenhandelgedragingen te belichten en door relevante rechtspraak te analyseren.

Oratie: Dat is mijn zaak!

In zijn oratie buigt Tijs Kooijmans zich over de vraag of de rol die aan een aantal van de voornaamste procesdeelnemers wordt toegekend tot een strafproces leidt waarmee de belangrijkste doelen van het strafprocesrecht op evenwichtige wijze kunnen worden bereikt. [...] Een groot aantal wetswijzigingen komt in de oratie aan bod.

Proefschrift: Blurred Lines: A Study of White-Collar Crime Involvement

VU-criminoloog Joost van Onna geeft in zijn promotieonderzoek drie verklaringen voor hoe en waarom burgers, ondernemers en bestuurders zich inlaten met ernstige fraude. Naast de fraudegelegenheden die het werk biedt, zijn dit verzwakte maatschappelijke bindingen en flexibele en afwijkende morele opvattingen van fraudeurs. Deze twee individuele factoren blijken van groot belang voor het verklaren waarom sommige individuen zich inlaten met ernstige fraude terwijl anderen ervan afzien. Personen die zich kenmerken door een verzwakte binding met de samenleving en door een afwijkend moreel kompas, lijken een grotere kans te hebben tegen fraudegelegenheden aan te lopen, zelf mogelijkheden voor fraude te creëren, of onder de druk en verleidingen van de situatie te bezwijken.

Proefschrift: The police, the public, and the pursuit of trust

This book assesses differences and developments in trust in the police across Europe over the past decades. Guided by three theoretical perspectives – instrumentalism, proximity policing and procedural justice – , it also examines what factors on the national and individual level can explain trust in the police. These findings are contrasted with the invention and development of police trustbuilding strategies in England & Wales, Denmark and the Netherlands. The book inquires how and when trust in the police was first defined as a policy problem, what solutions or strategies have since been formulated to address it, and how we can understand differences between these three countries. The author shows that trust in the police cannot be understood without taking into account police trust-building strategies, nor can these strategies be grasped without an appreciation of national and local context and history. This study will appeal to all readers with an interest in the relationship between citizens and the police, including scholars, policy makers and police officers.

Porefschrift: Trafficking in Persons under International Law and its Incorporation within Enslavement as a Crime against Humanity

PhD candidate Nicole Siller's research project attempts to clarify the law of human trafficking in two aspects. Part I is charged with clarifying the definition of 'trafficking in persons' from its international codified inception throughout its current codification. With a clearer understanding of what the crime of trafficking constitutes, Part II uses that construct in the context of international criminal law to ascertain what, if any role trafficking prosecutions can play in international criminal justice. More specifically, Part II investigates whether the crime against humanity of enslavement has already incorporated the crime of human trafficking within its construct.

Proefschrift: Contempt of court in de strafrechtspleging

Sinds de invoering van het Wetboek van Strafvordering in 1926 is de formele taakstelling van de strafrechter nauwelijks veranderd. De samenleving daarentegen is in bijna 100 jaar wél drastisch veranderd. Door onder meer de grote (politieke en media)belangstelling voor strafzaken, toegenomen mondigheid van burgers en meer polarisering in de rechtszaal, rijst de vraag of de rechter nog wel voldoende is toegerust om de hem toebedeelde taak naar behoren te vervullen. Daarbij wordt met enige regelmaat en in uiteenlopende contexten gesuggereerd dat in Nederland de behoefte zou bestaan aan het Angelsaksische instrument van contempt of court om de positie van de rechter te verstevigen. In dit onderzoek wordt gedetailleerd in kaart gebracht wat contempt of court inhoudt.

Oratie: Onterechte vrijspraken? Over hoe de rechter redeneert met een alternatief scenario van de verdachte

Spreken rechters verdachten vrij omdat ze te gemakkelijk meegaan met een alternatief scenario van de verdachte? In deze oratie – relevant voor iedereen die zich bezighoudt met waarheidsvinding – onderzoekt Stevens de argumentatie van rechters in zaken waarin wordt vrijgesproken. Met behulp van een toetsingskader dat is gebaseerd op zowel rechtspraak van de Hoge Raad als de bayesiaanse logica, analyseert Stevens verschillende vrijspraken. Deze analyse laat zien dat rechters moeite hebben met redeneren met waarschijnlijkheden, en te weinig dan wel niet de goede vragen stellen over de door verdachten naar voren gebrachte alternatieve scenario’s. De auteur doet voorstellen gericht op het verbeteren van onderzoek en argumentatie door de rechter.

Proefschrift: High Amsterdam. Ritme, roes en regels in het uitgaansleven

Ton Nabben beschrijft en verklaart in zijn proefschrift vanuit verschillende perspectieven de golfbewegingen van drugsgebruik binnen het trendsettende, heterogene en vloeiende uitgaansleven. Ook ontwikkelingen rond nieuwe regelgeving en strafrechtelijk drugsbeleid komen als gevolg van massificatie, gezondheidsincidenten en drugshandel uitgebreid aan de orde. De focus ligt op de periode 1988-2010: van acid tot zerotolerance. Maar ook de voorgeschiedenis van het roemruchte Amsterdamse uitgaansleven komt in zijn magnus dopus ruimschoots ter sprake en kent vele historische vertrekpunten. Het ontstaan van de Opiumwet, de verschillende bloeiperiodes van het uitgaansleven waarvan de eerste ruim een eeuw geleden (rond 1890), de komst van coffeeshops, LSD, speed en cocaïne. En de opeenvolging van spectaculaire subculturen als provo’s, hippies, krakers, punks en na de elektronische revolutie ook house, die de stad in de ‘decadente’ jaren negentig op zijn palen deed trillen.

Oratie: Paradoxen van toezicht. Straffen in het hart van de samenleving

In Nederland staan wel vijf keer zoveel verdachten en veroordeelden onder toezicht in de samenleving dan dat er in de gevangenis zitten. Zij voeren werkstraffen uit, worden elektronisch gecontroleerd of moeten een behandeling ondergaan als voorwaarde bij een voorwaardelijke straf of voorwaardelijke invrijheidstelling. Toch is er veel minder aandacht voor toezicht dan voor de gevangenisstraf. In deze oratie worden drie paradoxen besproken die verbonden zijn met het uitoefenen van toezicht in de samenleving. De eerste paradox is dat vormen van toezicht vaak worden geïntroduceerd als alternatief voor vrijheidsbeneming, maar in de praktijk vaak leiden tot een toename ervan. De tweede is dat toezicht het imago heeft van een gunst die in de plaats komt van (echte) straf, maar een steeds punitiever karakter heeft gekregen en door degene die het ondergaat wel degelijk als leedtoevoeging wordt beschouwd, die soms ingrijpender is dan het uitzitten van detentie. De derde paradox is dat de reactie op (ernstige en minder ernstige) incidenten naar aanleiding van toezicht de indruk wekt dat burgers toezicht massaal afwijzen, maar dat dit toch moeilijk valt te rijmen met de betrokkenheid van burgers bij de uitvoering ervan.

Oratie: Bringing the police back in

This lecture is about politics, policing and the police, and it brings back in the political context of policing – and also how this relates to the craft of policing. I define the craft of policing in terms of the core tasks of the police: maintaining public order, enforcing the law, offering services to the public and securing the underlying quality of (criminal) intelligence - and finally executing these tasks in a timely and professional way. And by ‘professional’ I mean ‘within the boundaries of the law’, and thus proportionate. Still, the term ‘professional’ here is also about setting one’s own moral standards and about being self-critical when it comes to assessing one’s performance.

Proefschrift: Strafbare dwang

Aanrandingen en verkrachtingen vinden doorgaans plaats door middel van geweld en bedreiging, en dus onder dwang. Maar hoe zit het als het slachtoffer door misleiding werd bewogen de seksuele handelingen toe te staan? Bijvoorbeeld door iemand die zich uitgeeft voor arts en verklaart dat de handelingen medisch noodzakelijk zijn? Of iemand die zich ’s nachts in het donker voordoet als de partner, maar dat niet is? Kai Lindenberg analyseerde onder meer de wettelijke delictsomschrijving van aanranding en verkrachting. Een van de uitkomsten van zijn onderzoek is dat daders van seksuele misleiding in veel gevallen vrijuit gaan, omdat deze beïnvloedingsvorm onvoldoende door de strafwet wordt gedekt. Veel belangrijke strafbaarstellingen bevatten het werkwoord ‘dwingen’, zoals mensenhandel, afpersing, chantage, aanranding en verkrachting. Ook kent het Wetboek van Strafrecht het algemene delict ‘dwang’ (art. 284 Sr). Lindenberg deed als eerste uitgebreid onderzoek naar de inhoud en reikwijdte van ‘dwingen’ als wetsterm.

Proefschrift: Onder de rechter

In dit proefschrift komt de vraag aan de orde of de onpartijdigheid van de rechter wordt aangetast door uitlatingen van politici als een zaak onder de rechter is. De is dat uitlatingen van politici de onpartijdigheid van de rechter niet aantasten. De rechterlijke macht hoeft dus veel minder krampachtig te reageren op uitlatingen van politici. In zijn proefschrift geeft Gommer aan de hand van enkele zaken aan op welke manier de rechter kan reageren en op welke manier beter niet. De strafverlaging voor Holleeder vanwege uitlatingen van Fred Teeven is in dat licht niet nodig en gegeven de zaak Menten ook niet conform de jurisprudentie.

Oratie: Wat was was voordat was was was?

Sinds enige tijd wordt de notaris uitgedaagd verder te kijken dan zijn civielrechtelijke werkterrein. De notaris wordt een omvattender rol toegedacht dan tot voor kort, namelijk die van poortwachter of gatekeeper. Hij moet niet alleen ‘strikt juridisch naar transacties kijken, maar behoort ook namens de maatschappij op te letten dat geen malafide zaken mogelijk worden gemaakt’. Hij dient er actief op toe te zien dat zijn ministerie niet wordt ingeroepen voor criminele activiteiten. De notaris dient de ‘onderwereld’ de weg naar de ‘bovenwereld’ te ontzeggen. Immers, de notaris vervult een centrale rol bij zaken als aandelentransacties, de verkoop van onroerend goed en de oprichting van bv’s.

Proefschrift: Moderne piraterij

Eén van de conclusies van deze dissertatie is, dat er geen eenvormige definitie van piraterij in het internationale recht bestaat - laat staan een supranationale delictsomschrijving. Strafrechtelijke bestrijding van piraterij op zee heeft nooit tot een uitgewerkte modaliteit in het internationale zeerecht geleid; daarvoor is de internationale rechtsgemeenschap te diffuus.

Proefschrift: Identiteitsvaststelling van verdachten en illegale vreemdelingen

Hoe wordt de identiteit vastgesteld van verdachten en van illegale vreemdelingen? Hoe kan de kwaliteit van de vaststelling in beeld worden gebracht? Dit proefschrift geeft een methode om de kwaliteit van het vaststellen van de identiteit te bepalen en zo nodig te verbeteren, toegespitst op opsporingsdiensten.

Proefschrift: Tuchtnormen voor accountants, advocaten en artsen

Een dissertatie over overeenkomsten en verschillen tussen verschillende soorten tuchtrecht. Accountants, advocaten en artsen hebben vertrouwensberoepen met een wettelijk geregeld tuchtrecht. De beoordelingskaders van tuchtrechters leveren inzicht op in wat het betekent om een vertrouwensberoep uit te oefenen. Herregodts stelt dat er vijf gemeenschappelijke normen zijn voor accountants, advocaten en artsen: professionele autonomie en professionele oordeelsvorming; zorgvuldige omgang met de belangen van de cliënt; vaktechnische kwaliteit; zorgvuldige omgang met vertrouwelijke informatie, en professioneel gedrag. Daarnaast levert het onderzoek een bijdrage aan de discussie over de toekomst van tuchtrecht, onder meer op het punt van de positie van de cliënt.

Proefschrift: Ontwikkeling en reikwijdte van het advocatentuchtrecht

Eén van de belangrijkste vragen die bij het tuchtrecht kunnen worden gesteld is welke belangen erdoor worden gediend. Gaat het louter om de handhaving van de orde en discipline binnen een bepaalde groep? Is het tuchtrecht een middel van kwaliteitsbewaking? Of biedt het degenen die een klacht indienen de mogelijkheid om voor hun particuliere belangen op te komen?
Deze studie gaat in op de verhouding tussen die verschillende bij het advocatentuchtrecht betrokken belangen aan de hand van de tuchtnorm, de tuchtsancties, de toegang tot de tuchtprocedure en de rechtsbescherming die binnen die procedure wordt geboden.

Proefschrift: Rechtsfiguren die aansprakelijkstelling voor meer dan één strafbaar feit normeren

Het komt regelmatig voor dat een verdachte in één of meer strafprocedures voor meerdere strafbare feiten wordt veroordeeld. Hij is dan meervoudig aansprakelijk gesteld. Er zijn verschillende rechtsfiguren die verband houden met dergelijke gevallen van meervoudige aansprakelijkstelling. Voorbeelden zijn de regels over samenloop van strafbare feiten en recidive als grond voor strafverhoging. Andere rechtsfiguren, zoals het ne bis in idem-beginsel en bepaalde kwalificatie-uitsluitingsgronden, bieden juist bescherming tegen meervoudige aansprakelijkstelling.
In dit boek worden alle rechtsfiguren die verband houden met meervoudige aansprakelijkstelling in kaart gebracht en de verhoudingen tussen die rechtsfiguren worden onderzocht. Tevens worden suggesties gedaan om een meer consistent geheel van rechtsfiguren rondom meervoudige aansprakelijkstelling te bewerkstelligen.

Proefschrift: Narrowing the impunity gap

States hosting asylum seekers could make a crucial contribution to the aim of narrowing the impunity gap that exists for international crimes, by promoting the criminal prosecution of asylum seekers who are believed to be guilty of such crimes.
To what extent are these states willing to bring people residing on their territory who allegedly have 'blood on their hands' to justice, and what can and do they actually do to promote accountability for these alleged perpetrators?

Proefschrift: Verlofstelsels in strafzaken

Ieder jaar stellen duizenden mensen hoger beroep of cassatie in tegen uitspraken van de strafrechter. De mogelijkheid tot hoger beroep of cassatie kan echter sinds enkele jaren door een hogere rechter worden geweigerd op basis van zogenoemde verlofstelsels. In dit boek wordt de werking van deze stelsels—en de problemen die daarbij kunnen ontstaan—grondig onder de loep genomen. Want zijn deze verlofstelsels niet in strijd met het mensenrecht op beroep en het mensenrecht op een eerlijk proces? Geconcludeerd wordt dat vrije verlofstelsels in hoger beroep ontoelaatbaar zijn. Inhoudelijke verlofstelsels kunnen aanvaardbaar zijn, mits met voldoende waarborgen omkleed. Verlofstelsels in cassatie zijn daarentegen vrijwel altijd toelaatbaar.

Proefschrift: Undercover policing and the follow-the-money strategy

This thesis presents empirical evidence on two counterstrategies to organized crime in the Netherlands: the criminal justice approach and the financial approach. For the criminal justice approach, it focuses on a specific method of criminal investigation: undercover policing. For the financial approach, it looks into what organized crime offenders actually do with their money as well as the efforts of law enforcement agencies to confiscate criminal earnings.

Oratie: Transnationale rechtshandhaving – Over fundamentele rechten in de Europese strafrechtelijke samenwerking

In zijn rede gaat Michiel Luchtman in op de meerwaarde van de Europese strafrechtelijke samenwerking. Hij betoogt dat nieuwe Europese vormen van samenwerking de procedures voor samenwerking aanmerkelijk hebben versneld en de kans op straffeloosheid verkleinen. Daardoor dragen ze bij aan het terugdringen van een handhavingstekort. Hij signaleert ook dat die nieuwe vormen van samenwerking buiten de EU niet goed denkbaar zijn. Luchtman breekt een lans voor een bredere aanpak. Juist vanwege de wens tot bescherming van hun soevereiniteit, doen de lidstaten de belangen van burgers, maar ook die van de politie- en justitiediensten, nog vaak te kort.

Proefschrift: The Subjectively Experienced Severity of Imprisonment

De subjectief ervaren zwaarte van detentie staat centraal. Wat zijn de determinanten van ervaren detentiezwaarte en de gevolgen hiervan voor de herinnerde zwaarte van detentie en toekomstig crimineel gedrag? In hoeverre verschillen gedetineerden in hun ervaren detentiezwaarte en in hoeverre verandert de ervaren zwaarte naarmate gedetineerden langer in detentie verblijven?

Lectorale rede: De (R)evolutie van Digitaal Bewijs

In deze lectorale rede beschrijft Hans Henseler de evolutie van digitaal bewijs in het forensisch onderzoek. Een evolutie die zijns inziens op het punt staat om een revolutionaire ontwikkeling door te maken. Om dat te kunnen begrijpen staat Henseler stil bij het fenomeen digitaal bewijs en op welke wijze digitaal bewijs in het forensisch onderzoek en in de opsporing wordt gebruikt.

Proefschrift: Onderzoek van gegevens in geautomatiseerde werken

Deze studie richt zich in hoofdzaak op dit probleemveld van de strafvordering in een geautomatiseerde omgeving. De meeste aandacht gaat daarbij uit naar:
1) De bij de Wet Computercriminaliteit gewijzigde en nieuw ingevoerde strafprocessuele bepalingen, met name die betreffende het ‘onderzoek van gegevens in geautomatiseerde werken’;
2) De onder 1 bedoelde bepalingen voorzover gewijzigd bij de Wet Bijzondere Opsporingsbevoegdheden en de Wet Herziening Gerechtelijk Vooronderzoek;
3) De invloed van de onder 2 genoemde wetten op de reikwijdte en strekking van de onder 1 bedoelde bepalingen;
4) De bij de Wet Computercriminaliteit II te wijzigen en nieuw in te voeren strafprocessuele bepalingen.
5) De te verwachten invloed van het Cybercrime-verdrag en de voorstellen van de Commissie Mevis betreffende gegevensvergaring in strafvordering op de besproken (voorgestelde) wetgeving.

Proefschrift: Individuele straftoemeting in het fiscale bestuurlijke boeterecht

Bij het bepalen van de hoogte van een bestuurlijke boete gaat de inspecteur uit van een standaardbedrag of -percentage, om vervolgens de boete ‘op maat te maken’. Deze laatste fase van individuele straftoemeting staat centraal in dit onderzoek. Ivo Krukkert bespreekt onder meer het geldende recht aan de hand van het onpartijdigheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het proportionaliteitsbeginsel en het motiveringsbeginsel.

Proefschrift: Rechtsvergelijking tussen het fiscale bestuurlijke boeterecht en het strafrecht

Bij het bepalen van de hoogte van een bestuurlijke boete gaat de inspecteur uit van een standaardbedrag of -percentage, om vervolgens de boete 'op maat te maken'. Deze laatste fase van individuele straftoemeting staat centraal in dit onderzoek. Eerst beschrijft Ivo Krukkert in zijn proefschrift de ontstaansgeschiedenis en het internationaalrechtelijke kader. Daarna wordt het geldende recht besproken aan de hand van het onpartijdigheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het proportionaliteitsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Per rechtsbeginsel worden de fiscale rechtsnormen beschreven en vergeleken met het strafrecht—waarmee de verschillen tussen de inspecteur en de strafrechter inzichtelijk worden gemaakt.

Proefschrift: Startinformatie in het strafproces

Startinformatie is de informatie die politie en/of het Openbaar Ministerie (OM) aanleiding geven een strafrechtelijk onderzoek te starten. Op basis van startinformatie kunnen dwangmiddelen worden ingezet en startinformatie kan in sommige gevallen zelfs voor het bewijs worden gebruikt. Het ontbreken van sluitende regelgeving ten aanzien van startinformatie heeft tenminste twee gevolgen.

Oratie: De reconstructie van strafbare feiten

Door technologische ontwikkelingen kunnen de sporen die achterblijven na een misdrijf steeds beter worden waargenomen, en steeds sneller en nauwkeuriger worden geanalyseerd. Denk bijvoorbeeld aan de nieuwe mogelijkheden om biologisch celmateriaal te typeren. We kunnen daar niet alleen DNA uit afleiden, we kunnen ook bepalen wat voor type cellen het spoor bevat. Ook kunnen we steeds beter bepalen hoe lang het spoor er al ligt. Die informatie is heel belangrijk als je wil reconstrueren wat de relatie is tussen een spoor en een misdrijf.

Oratie: Als de waarheid eraan moet geloven

De auteur bespreekt hoe efficiëntiestreven en productiedruk in het strafproces ervoor zorgen dat rechters formeel weliswaar beslissen volgens de regels, maar minder tijd en moeite kunnen steken in het achterhalen van de waarheid. Tegen die achtergrond bespreekt hij de rolopvatting van beslissers over bewijs, de rolopvatting en het werk van deskundigen, de publieke opinie over bewijs, en de rol van risicotaxatie in het strafproces.

Proefschrift: Detained Abroad – Assisting Dutch Nationals in Foreign Detention

This study provides insight into consular assistance as received by Dutch FNPs. This support is provided by the Ministry of Foreign Affairs in cooperation with the International Office of the Dutch Probation Service and the religious organisation Epafras. For the past three decades Dutch FNPs have been visited by representatives of these two organisations on a voluntary basis. This practice is unique in the world and has never been evaluated. This study measures the impact of the assistance given by the Netherlands on the detention experience of Dutch FNPs, their special needs and resettlement. The research is based on questionnaires received from 584 prisoners detained in 54 countries and over 140 interviews with prisoners, former prisoners, relatives, consular staff and staff and volunteers of the International Office of the Dutch Probation Service and Epafras.

Proefschrift: Avoiding a full criminal trial

In modern societies, full criminal trials are avoided on many occasions. This book is concerned with mechanisms that either divert from or speed up the proceedings. Koen Vriend argues that the fair trial rights as established by the European Court of Human Rights under Article 6 ECHR provide a normative framework that does not only apply in a full criminal trial, but that it can also be used for diverted and shortened proceedings. He shows that the concept of fairness—as derived from ECtHR case law—is a fundamental principle that underlies all criminal law enforcement. It provides for the appropriate framework to assess whether diverted or shortened proceedings are fair and legitimate.

Proefschrift: Voorlopige hechtenis in het jeugdstrafrecht

Dit onderzoek analyseert de functie, de juridische inbedding en de toepassingspraktijk van de voorlopige hechtenis in het jeugdstrafrecht. De afgelopen jaren zijn door verschillende instanties, waaronder het Kinderrechtencomité van de VN, zorgen geuit over de toepassing van voorlopige hechtenis van minderjarige verdachten in Nederland. Hoe verhoudt de voorlopige hechtenispraktijk in ons jeugdstrafrecht zich tot de fundamentele rechten van minderjarige verdachten, zoals die zijn erkend in kinder- en mensenrechtenverdragen?

Proefschrift: De kwetsbare psychisch gestoorde verdachte in het strafproces

Op welke momenten en op welke wijze wordt er in het strafproces tegemoetgekomen aan de kwetsbaarheid van de psychisch gestoorde verdachte? Er wordt bekeken of regelgeving en de praktische uitvoering daarvan consistent en adequaat zijn in het licht van Europese standaarden.

Proefschrift: De psychische stoornis in het Nederlandse strafrecht

Deze studie richt zich op de betekenis van psychische stoornissen voor het Nederlandse strafrecht. Wat is de relevantie van stoornissen voor het toerekeningsconcept en als factor bij de toepassing van strafrechtelijke maatregelen? En hoe verhoudt zich het stoornisbegrip van artikel 39 Sr tot de psychische overmacht en het noodweerexces?

Proefschrift: De dagelijkse praktijk van politierechters

In veel onderzoek van het strafrecht blijft de alledaagse juridische praktijk onderbelicht, terwijl juist daar belangrijke lessen te leren zijn. Dat stelt sociologe Irene van Oorschot in haar dissertatie. Zij onderzocht de manier waarop de politierechter 'zaken maakt' en vindt dat de praktijken van politierechters, met name de rol van de verdachte en het dossier, serieuzer genomen moeten worden.

Proefschrift: De onschuldpresumptie

Vanuit vier perspectieven (historisch, theoretisch, verdragsrechtelijk en strafprocesrechtelijk) gaat Joeri Bemelmans in zijn dissertatie na wat de precieze inhoud van en grenzen aan de onschuldpresumptie zijn—en of deze in het strafproces goed functioneren. Twee afzonderlijk van elkaar opererende aspecten, een bewijsdimensie en een behandelingsdimensie, blijken te moeten worden onderscheiden. Voor beide geldt dat het internationale mensenrecht op de onschuldpresumptie ze slechts ten dele beschermt.

Proefschrift: Pleitbaar standpunt in het fiscale boete- en strafrecht

Het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte vormt een feit dat zowel beboetbaar als strafbaar is. Omdat hetzelfde feit echter maar een keer mag worden bestraft, moet er op grond van de wet een keuze worden gemaakt tussen bestuurlijke afdoening of strafrechtelijke vervolging. Het zou voor de strafwaardigheid van een onjuiste aangifte vervolgens niet mogen uitmaken of een zaak door de belastingrechter (bij bestuurlijke afdoening) of door de strafrechter (bij strafrechtelijke vervolging) wordt beoordeeld. Toch leidt, als een aangifte onjuist is als gevolg van een onjuist maar pleitbaar standpunt, de keuze tussen de ene en de andere weg tot een verschil. Volgens de belastingkamer van de Hoge Raad leidt het pleitbare standpunt namelijk steeds tot het ontbreken van opzet en daarmee tot straffeloosheid. De strafkamer van de Hoge Raad heeft in de tot nu toe beoordeelde zaken daarentegen geen rol voor het pleitbare standpunt gezien. In dit boek wordt op zoek gegaan naar een verklaring voor dit onderscheid. Daarbij wordt niet alleen de pleitbaar standpunt jurisprudentie behandeld, maar wordt ook, zowel voor het fiscale boete- als voor het fiscale strafrecht, uitgebreid op de invulling van het opzetbegrip ingegaan. Vervolgens wordt een voorstel voor een benadering van het pleitbaar standpunt verweer geformuleerd die zowel door de belastingkamer als door de strafkamer van de Hoge Raad zou kunnen worden toegepast.

Proefschrift: Het legaliteitsbeginsel en de doorwerking van Europees recht in het Nederlandse materiële strafrecht

Het recht van de Europese Unie beïnvloedt direct en indirect de reikwijdte van strafrechtelijke aansprakelijkheid in Nederland. Die beïnvloeding heeft betekenis voor het materieelrechtelijk legaliteitsbeginsel. In dit boek wordt onderzocht hoe het legaliteitsbeginsel invulling krijgt in de context van het meerlagige Europees strafrecht en wat de implicaties van die invulling zijn voor het waarborgen van rechtszekerheid en machtsverdeling. Het boek bevat daartoe een analyse van de jurisprudentie van het Hof van Justitie over de deelnormen van het legaliteitsbeginsel en van de verplichtingen voor de Europese en Nederlandse wetgever en rechter die het Hof van Justitie afleidt uit die deelnormen. In het licht daarvan wordt onderzocht op welke wijze de Nederlandse wetgever en rechter invulling geven aan het legaliteitsbeginsel in het Europees strafrecht.

Proefschrift: Particuliere reclassering en overheid in Nederland sinds 1823

Het centrale thema in deze studie is de relatie tussen overheid en particulier initiatief op het terrein van de reclassering. De keuze voor dit thema vloeit voort uit de constatering dat de overheid een deel van het strafrechtelijk overheidsbeleid overliet aan particuliere instellingen. Hierdoor ontstond een bijzondere relatie tussen het Ministerie van Justitie en de particuliere reclasseringsinstellingen.

Proefschrift: Opsporing, tegenspraak en veranderende frames

Dit onderzoek gaat over één van de getroffen maatregelen om fouten in de opsporing bij de politie te voorkomen of te herstellen, te weten tegenspraak. Centraal staan de vragen hoe tegenspraak in de opsporingspraktijk binnen de Nederlandse politie plaatsvindt, welke bijdrage het levert aan het opsporingsproces en welke factoren daarbij een rol spelen.

Proefschrift: Officieren van Justitie in de 21e eeuw

Voor zijn onderzoek volgde Joep Lindeman officieren van Justitie een jaar lang bij de behandeling van gewone, veelvoorkomende strafzaken. Zijn bevinding: het werken binnen een grote, ambtelijke organisatie, de grote hoeveelheid zaken en de in rap tempo doorgevoerde veranderingen in werkprocessen zijn van invloed op de wijze waarop de OvJ zijn werk doet. De individuele, magistratelijke rol van de officier van Justitie dreigt daarbij in de knel te komen.

Proefschrift: Externe openbaarheid in het strafproces

Dit onderzoek gaat over het beginsel van externe openbaarheid in de Nederlandse strafrechtspleging. Dit wordt doorgaans omschreven als het principe dat het strafproces toegankelijk is voor de rechtsgenoten, dus voor hen die daarbij niet als procesdeelnemer direct zijn betrokken. Ook wordt wel een bredere omschrijving gebruikt als ‘de doorzichtigheid van het strafproces als instituut in de rechtsgemeenschap’. In deze gerichtheid op de (leden van de) rechtsgemeenschap onderscheidt het beginsel van externe openbaarheid zich van het beginsel van interne openbaarheid, waarmee wordt bedoeld dat het strafproces kenbaar is voor degenen die bij het (concrete) strafproces betrokken zijn, in de eerste plaats de verdachte en diens raadsman. De externe openbaarheid is er ten opzichte van iedereen, terwijl het beginsel van interne openbaarheid bestaat ten opzichte van die personen die in relatie tot het strafproces méér zijn dan ‘iedereen’ en uit hoofde van hun rol in het strafproces aanspraak maken op toegang tot verhoren of inzage in stukken. Deze korte omschrijving roept de vragen op wat openbaar moet zijn voor de niet betrokken burger en hoe die openbaarheid tot stand moet worden gebracht.

Proefschrift: Ontvoeringen & Gijzelingen

Dit onderzoek heeft tot doel te komen tot een criminologische beschrijving, analyse en theoretische duiding van (trends en patronen in) ontvoeringen en gijzelingen. Meer specifiek wordt ingezoomd op de periode 1999-2008 in Nederland. Centraal staan de volgende onderzoeksvragen: (1) Welke ontwikkelingen in (typen) vrijheidsberovingen doen zich voor, in het bijzonder in Nederland, in de periode 1999-2008? (2) Welke typen vrijheidsberovers kunnen in Nederland onderscheiden worden? (3) In hoeverre en op welke wijze draagt de rationele keuzebenadering bij tot het verklaren van vrijheidsberovingen en het gedrag van (typen) vrijheidsberovers? (4) In hoeverre en hoe wordt de wijze waarop vrijheidsberovingen worden georganiseerd beïnvloed door misdaadbestrijding? Zijn hierbij verschillen tussen typen vrijheidsberovers? Vrijheidsberoving is in Nederland strafbaar gesteld in artikel 282 en het verzwarende artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht. In deze studie hanteren we dit begrip, maar onderscheiden daarbinnen gijzelingen en ontvoeringen – ook al staat deze laatste term niet in het Wetboek van Strafrecht. Met deze tweedeling wordt aangesloten bij de in de politiepraktijk – en uit andere (wetenschappelijke) onderzoeken af te leiden – terminologie. Van een gijzeling is sprake als iemand tegen zijn of haar wil van zijn vrijheid wordt beroofd op een bekende locatie. Is de locatie onbekend, dan spreken we in dit onderzoek van een ontvoering.

Proefschrift: Strafrechtelijke aansprakelijkheid heroverwogen

In deze studie wordt uitgebreid aandacht besteed aan de interpretatie van opzet, schuld en schulduitsluitingsgronden. Hierbij wordt acht geslagen op de doelen die ten grondslag gelegd kunnen worden aan de straf. Mag alleen gestraft worden om de hoeveelheid geluk middels preventie te vergroten (utilitarisme)? Mag alleen gestraft worden om een kwade gezindheid te vergelden (retributivisme)? Of kunnen utiliteit en rechtvaardigheid gecombineerd worden tot een coherente verenigingstheorie? Het antwoord op deze vragen kan van belang zijn voor de interpretatie van opzet, schuld en schulduitsluitingsgronden.

Oratie: Officier van justitie: magistraat in een bestuursorgaan

In het samenspel tussen de zittende magistratuur, de advocatuur, de politie en het Openbaar Ministerie zou men op elkaar moeten kunnen vertrouwen, waarbij de basis voor vertrouwen in het doen en laten van het Openbaar Ministerie berust op zijn oriëntatie op wet en recht. Kwaliteit van werk en organisatie en de rechtstatelijke oriëntatie zijn de komende drie kwartier regelmatig terugkerende thema´s. De laatste jaren is er vanuit verschillende richtingen kritiek geleverd op het werk en het functioneren van het Openbaar Ministerie. In grote lijnen en wat vrij weergegeven is de slotsom van deze kritiek dat het Openbaar Ministerie een zwakke schakel zou zijn in een weinig geloofwaardige strafrechtspleging.

Proefschrift: Juridische consequenties van vormverzuimen in strafzaken

Vormfouten horen al tijden tot de selectie van strafrechtelijke onderwerpen die in het maatschappelijk debat licht ontvlambaar zijn en die een onevenredige invloed hebben op het imago van de Nederlandse rechtspraak. Samen met ‘te lage straffen’ hoort het onderwerp tot de twee belangrijkste punten die het vertrouwen in de rechtspraak negatief beïnvloeden. Elke zaak waarin een vormfout tot bewijsuitsluiting en vrijspraak leidt of waarin het OM niet ontvankelijk wordt verklaard, kan hierbij als brandstof dienen. Ook strafvermindering als reactie op een vormfout, zoals onlangs nog toegepast in wat bekend werd als de Kopschopperszaak, kan tot beroering leiden.

Proefschrift: Het schuldige geheugen?

Een relatief onbekende opsporingsmethode is (neuro)geheugendetectie. Daarbij wordt het geheugen van de verdachte onderzocht op de aanwezigheid van daderkennis. Wat is voor politie en Justitie mooier dan de hersenen, het geheugen van de verdachte, te kunnen onderzoeken? Dave van Toor onderzocht hoe mensenrechten zich verhouden tot een (mogelijk) verplicht hersenonderzoek in strafzaken en hij komt tot de conclusie dat (neuro)geheugendetectie ontoelaatbaar is.

Proefschrift: De macht over het strafproces

In dit onderzoek staat de machtsstrijd tussen de strafrechter en de bestuurder over het strafproces centraal. Die machtsstrijd gaat in hoofdzaak over de strafvorderlijke belangen van voortvarendheid en voorzienbaarheid.
Hoe verloopt de machtsstrijd tussen strafrechter en bestuurder over het strafproces? Brengt bestuurlijk handelen de strafrechter tot onaanvaardbaar strafvorderlijk handelen? Zijn de regels niet te streng en zijn ze wel nodig als borging van de rechterlijke onafhankelijkheid?

Proefschrift: De strafrechtelijke overeenkomst

Het strafrecht wordt gekenmerkt door eenzijdige bevoegdheidsuitoefening door de overheid. Niettemin doen zich binnen de context van de strafrechtspleging veelvuldig situaties voor waarin wordt gehandeld op basis van wilsovereenstemming tussen Openbaar Ministerie en verdachte. De transactie, het voorwaardelijk sepot en het instrument van toezeggingen aan verdachten in ruil voor een getuigenverklaring zijn hiervan enkele duidelijke voorbeelden. Hoewel deze op consensualiteit gebaseerde procedures zich in de loop der jaren een vaste plaats binnen de strafrechtspleging hebben weten te verwerven, vormen zij vanuit theoretisch perspectief een vreemde eend in de bijt van de strafrechtelijke vijver. Dit onderzoek geeft antwoord op een aantal belangwekkende vragen die rijzen naar aanleiding van het gebruik van op consensualiteit gebaseerde procedures binnen het strafrecht. In de eerste plaats wordt bekeken of deze procedures kunnen worden gezien als overeenkomsten, hetgeen voor een aantal van hen inderdaad het geval blijkt te zijn. Nu deze overeenkomsten betrekking hebben op (de invulling van) strafrechtelijke bevoegdheden, wordt gesproken van strafrechtelijke overeenkomsten. Daarnaast buigt dit onderzoek zich over de vraag in hoeverre de traditionele, op eenzijdigheid gebaseerde strafrechtelijke verhoudingen ruimte tot het aangaan van strafrechtelijke overeenkomsten bieden. Tot slot wordt de vraag bekeken op welke wijze de strafrechtelijke overeenkomst dient te worden genormeerd. Gezien het feit dat op basis van wilsovereenstemming wordt gehandeld, ligt aansluiting bij het privaatrechtelijk contractenrecht in de rede, maar de vraag is of de strafrechtelijke context dit type normering toelaat.

Oratie: Tendensen in opsporing en technologie

Via internet, camera's, chips, mobiele telefoons, DNA-analyse en andere nieuwe technologieën worden steeds meer gegevens van mensen gegenereerd en opgeslagen. Voor justitie en politie betekent dit extra mogelijkheden om misdadigers op te sporen, die ruim opwegen tegen technieken voor boeven om gegevens te verbergen, zoals bellen via internet (Skype).
Naast een enorme toename in gegevens signaleert Bert-Jaap Koops, hoogleraar Regulering van technologie bij TILT (Tilburg Institute for Law, Technology, and Society), in zijn oratie dat het strafrecht steeds meer een eerste redmiddel wordt. Zodra er een maatschappelijk probleem is, wordt als eerste naar het strafrecht gekeken om het op te lossen. Is het strafbaar? Zo nee, moet het dan niet strafbaar worden gesteld? En moeten er niet meer mogelijkheden voor opsporing komen? We leven volgens Koops in een strafrechtmaatschappij, waarin opsporingsbevoegdheden zich als een olievlek uitbreiden. Door deze twee tendensen dreigt onze privacy te verdwijnen. Koops vreest niet zozeer voor de Big Brother-wereld uit George Orwells boek 1984, maar wel voor een wereld waarin burgers niet langer onbevangen zichzelf kunnen zijn. Een maatschappij waarin iedereen - min of meer bewust - rekening houdt met de mogelijkheid dat hij wordt opgemerkt, geregistreerd en beoordeeld. Bovendien is privacy een belangrijke waarborg om de macht van de overheid in toom te houden; privacy zorgt ervoor dat de overheid niet alles weet en kan. Koops' oratie is dan ook een pleidooi voor maatregelen om niet ongemerkt in een privacy-loze maatschappij terecht te komen en niet meer terug te kunnen.

Proefschrift: Facts Matter: A Study into the Casuistry of Substantive International Criminal Law

Hoe passen internationale strafhoven internationale misdrijven en aansprakelijkheidstheorieën toe op de feiten van individuele gevallen? Marjolein Cupido onderzocht de ontwikkeling van het internationaal strafrecht door internationale strafhoven, zoals het Joegoslavië Tribunaal, het Rwanda Tribunaal en het Internationaal Strafhof.

Proefschrift: The Contours of International Prosecutions; As Defined by Facts, Charges, and Jurisdiction

Hoe kan een strafrechtelijke aanklacht inzake internationale misdrijven fatsoenlijk worden afgebakend? Dat is een relevante en urgente vraag waarmee rechterlijke autoriteiten van de internationale straftribunalen en het Internationaal Strafhof (ICC) geworsteld hebben en nog steeds worstelen.

Proefschrift: A Comparative Study of Cybercrime in Criminal Law: China, US, England, Singapore and the Council of Europe

This research intends to unveil problems in the criminal law when dealing with cybercrime and explore possible solutions through comparative study of China, US, England, Singapore and the Council of Europe. Criminals have abused the convenience brought by information technology. When facing with this unwelcome change, jurisdictions and international institutions have developed different measures in the criminal law field. However, the amount of cybercrime has kept increasing, and cybercrime continues to present challenges to criminal law. In this background, this research focuses on how to adapt criminal law to combat cybercrime.
This central question contains four aspects in this research:
1. Do we need a cyber-specific legislation to regulate cybercrime?
2. If this specific legislation is necessary, what the adequate and systematic approaches can this legislation take to determine and regulate cybercrime?
3. What principles are sufficient and appropriate to determine jurisdiction over cybercrime?
4. What is the function and influence of the Convention on Cybercrime in shaping appropriate legislation and fostering international cooperation against cybercrime?

Oratie: Over de grenzen van de dogmatiek en into fuzzy law

Binnen de rechtshandhaving bestaan bestuursrecht en strafrecht al lang niet meer uit helder afgebakende delen van het recht, zoals dat voorheen werd onderwezen. Het gaat niet langer over gescheiden werelden, waarin in het ene wordt bestuurd en in het andere wordt gestraft. Dit onderscheid is in het bijzonder achterhaald door de invoering op grote schaal van de bestuurlijke boete. De ontwikkelingen op dat vlak gaan voortdurend verder, waardoor de verhouding bestuursrecht-strafrecht, zoals deze traditioneel wordt ingevuld, steeds verder onder druk komt te staan. Meer en meer lijken de systematische uitgangspunten van de beide rechtsgebieden te veranderen of zelfs te verdwijnen. Hierdoor ontstaan onduidelijkheden en rijzen vragen over onderwerpen die theoretisch en praktisch gezien nadrukkelijk om een antwoord vragen.

Proefschrift: Strafrechtelijke aanpak van organisatiecriminaliteit

Er is relatief weinig bekend over de strafrechtelijke aanpak van organisatiecriminaliteit. Welke gedragingen en welke organisaties worden bijvoorbeeld strafrechtelijk opgepakt? Hoe worden deze gedragingen vervolgens afgedaan? En welke omstandigheden en overwegingen liggen hieraan ten grondslag?

Proefschrift: De juridische positie van burgers in opsporing van strafbare feiten

In dit onderzoek staat de juridische positie van de burger in de opsporing van strafbare feiten centraal. Als gevolg van handhavingstekorten, nieuwe technologische mogelijkheden en een toegenomen verantwoordelijkheidsgevoel voor de veiligheid is de burger steeds meer een zichtbare rol gaan spelen in de opsporing. In het Wetboek van Strafvordering staat echter de overheidstaak tot opsporing centraal. Stilgestaan wordt bij de rol die burgers binnen en buiten de kaders van het Wetboek van Strafvordering vervullen. Onder meer burgerinformanten, burgerinfiltranten, onderzoeksjournalisten en particuliere rechercheurs passeren de revue.

Proefschrift: Stoornis en strafuitsluiting

In deze dissertatie worden de rechter handvatten aangereikt voor de beoordeling van de vraag of sprake is van ontoerekenbaarheid wegens een psychische stoornis. Ontwikkelingen in de forensische gedragswetenschappen maken dat de rechter meer op zijn eigen oordeel daarover zal zijn aangewezen. Tevens kunnen rechtseenheid en rechtsbescherming worden verbeterd.

Proefschrift: Direct application of international criminal law in national courts

This study will set out the present state of the international legal framework governing direct application in national courts of the international criminalizations of genocide, crimes against humanity and war crimes, the so-called 'core crimes.' It will examine on thee basis of comparative national and international case law under what conditions international law on the core crimes can or should be applied directly for the prosecution of individuals. I will also explore the underlying considerations for granting or withholding direct application. Direct application in the context of this study means that a national court applies an international rule, without it having been transformed into a rule of national law, because it is binding law for the court.

Proefschrift: Getuigenbescherming in Nederland

Een veilige 'herstart' en onafhankelijkheid in sociale en financiële zin is het uitgangspunt van getuigenbescherming. Maar wat mag in dit verband van de overheid worden verwacht? Het gebrek aan duidelijke richtlijnen heeft geleid tot dit onderzoek. Er dient een wettelijke mogelijkheid te worden gecreëerd die de rechter-commissaris in staat stelt de afspraken die worden gemaakt met getuigen voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting te toetsen.

Proefschrift: Vrijheid van meningsuiting vs. blasfemie en haatuitingen

Het proefschrift Faith in Public Debate is de rechtsvergelijkende studie over vrijheid van meningsuiting, blasfemie en haatuitingen in Frankrijk, Nederland en onder internationaal en Europees recht. Het benadrukt het verschil in de Franse en de Nederlandse benadering, bespreekt de jurisprudentie van het EHRM en formuleert voorstellen voor het stellen van grenzen binnen het publieke debat.

Proefschrift: Het schuldbeginsel in het Nederlandse strafrecht

In dit onderzoek staat de vraag centraal of er aanleiding is om de Nederlandse benadering van het schuldbeginsel, mede in het licht van de jurisprudentie van het EHRM, te heroverwegen. Daartoe wordt de historische oorsprong van de Nederlandse benadering van het schuldbeginsel onderzocht. Vervolgens wordt o.a. relevante rechtspraak van het EHRM besproken.

Proefschrift 'Stille getuigen: Het recht belastende getuigen in strafzaken te ondervragen'

Getuigenverklaringen worden niet altijd naar waarheid afgelegd. Het kan voor verdachten daarom belangrijk zijn om een gelegenheid te krijgen om getuigen te ondervragen die belastende verklaringen hebben afgelegd. Artikel 6 lid 3 sub d EVRM geeft hen daartoe het recht. Onderzocht is of het Nederlandse recht ten aanzien van het recht belastende getuigen in strafzaken te ondervragen in overeenstemming is met het EVRM-recht.

Proefschrift: TBS

De discussiepunten over de TBS-regeling zoals die in de laatste twee decennia uit wetgeving, beleid en media naar voren zijn gekomen, vloeien voort uit de ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van het systeem. De meeste daarvan zijn terug te voeren op de met opzet open formulering van de regeling uit 1928, die nodig was om verschillende politieke, strafrechtelijke en gedragskundige perspectieven achter één doel te verenigen.

Proefschrift: Non bis in idem

De regel non bis in idem verbiedt iemand tweemaal te vervolgen of te berechten voor hetzelfde feit. Dit verbod geldt zowel na een definitieve veroordeling als na een definitieve vrijspraak. Een achteraf onjuist gebleken veroordeling wordt vernietigd, maar hoe zit het met de aantasting van een onherroepelijke vrijspraak indien het vermoeden rijst dat deze op dwaling berust? Mag de vrijgesprokene opnieuw worden vervolgd? Hoe kunnen zowel zijn vrijheid als de veiligheid van de gemeenschap worden gegarandeerd? Deze vragen hebben door de eeuwen heen menig strafjurist beziggehouden.

Proefschrift: De ISD-maatregel in het licht van het Nederlands sanctiestelsel

In haar proefschrift belicht Sanne Struijk de ontwikkeling van het Nederlands strafrechtelijk sanctiestelsel ter bestrijding van recidive en criminele overlast vanuit het perspectief van de strafrechtsdogmatiek, de wetgeving, het beleid en de rechtspraak.

Proefschrift: Probleemoplossend strafrecht

De Verenigde Staten boeken goede resultaten met de zogenoemde problem solving courts. In de bekendste variant, het drug court, houden rechters zich expliciet bezig met het oplossen van het maatschappelijk probleem van drugsgerelateerde criminaliteit en geven daarmee invulling aan het ideaal van ‘responsief recht’. In haar proefschrift verkent Suzan Verberk de mogelijkheden om dit systeem ook in Nederland toe te passen.

Proefschrift: Unity and diversity of the public prosecution services in Europe

Het Openbaar Ministerie is in landen met een continentale rechtstraditie voornamelijk belast met rechtshandhaving en de bescherming van het algemene belang door de vervolging van strafbare feiten. In dit proefschrift worden de organisatie en de functies van dit staatsorgaan in het strafproces onderzocht.

Proefschrift: 'Veranderende verhalen' in strafzaken

In dit proefschrift staat de constructie en ontwikkeling van verhalen in verkrachtingszaken centraal. Het is geen juridisch onderzoek, maar er worden patronen beschreven die een rol spelen bij de constructie en ontwikkeling van verhalen. Hiermee wordt beoogd het inzicht te vergroten in de ontwikkeling van verhalen over verkrachting en in de daarmee samenhangende strafrechtelijke afdoening van zaken.

Proefschrift: De Wet terroristische misdrijven in het materiële strafrecht

De in 2004 ingevoerde Wet terroristische misdrijven moet ervoor zorgen dat misdrijven, gepleegd met een terroristisch oogmerk, zwaarder kunnen worden bestraft. Maar de strafverhoging voegt niet veel toe aan het bestaande strafrecht. Ernstige terroristische misdrijven konden al lang bestraft worden met de hoogste straf. Bovendien blijkt de uitbreiding van de strafbaarheid van samenspanning, die ook opgenomen is in de nieuwe wet, moeilijk te passen in de principes van het Nederlandse strafrecht.

Proefschrift: Cultuur als verweer in strafzaken

Met de komst van honderdduizenden immigranten in de afgelopen vijftig jaar is de Nederlandse samenleving multicultureel geworden. Deze culturele diversiteit vormt een uitdaging voor het hier te lande geldende strafrecht, dat geconfronteerd wordt met culturele delicten.
Kenmerkend voor deze categorie delicten is dat de gedraging naar Nederlands recht strafbaar is, maar wordt geaccepteerd binnen de groep waartoe de justitiabele behoort - meestal een migrantenroep.
Vertrekkend vanuit het concept van de democratische rechtsstaat geeft deze dissertatie in slechts 400 pagina's inzicht in de ruimte voor en grenzen van culturele diversiteit binnen het materiële strafrecht.

Proefschrift: Gegevensverwerking in het kader van de opsporing

Dit onderzoek beschrijft de juridische en maatschappelijke (on)mogelijkheden bij de verwerking van gegevens in het kader van strafrechtelijke opsporing.
Betoogd wordt dat aanpassing van de huidige wet- en regelgeving noodzakelijk is, teneinde de persoonlijke levenssfeer afdoende te beschermen. Anderzijds dienen wetswijzigingen te voorzien in een betere benutting van de technische mogelijkheden die automatische gegevensverwerking (zoals datamining) in het kader van de opsporing biedt.